Taalverzorging C + D

Taalverzorging persoonsvorm
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Taalverzorging persoonsvorm

Slide 1 - Slide

Programma
-Herhalen meervoudsvorming
5 min
-Herhalen bijvoeglijk naamwoord
5 min
-Persoonsvorm schrijven
15 min
-Zelfstandig oefenen
45 min


Slide 2 - Slide

Leerdoelen
Wat behandelen we vandaag?

  • Je weet wat de regels zijn voor het spellen van de persoonsvorm in de tegenwoordige en verleden tijd. 
  • Je kan in een zin een passende vorm van de persoonsvorm in de tegenwoordige of verleden tijd invullen.
  • Je kan bijzonderheden in de spelling van de persoonsvorm in de tegenwoordige of verleden tijd uitleggen. 
  • Je kan zelf zinnen bedenken met moeilijkheden in de spelling van de persoonsvorm in de tegenwoordige of verleden tijd. 

Slide 3 - Slide

Noteer het meervoud van "echo"

Slide 4 - Open question

Noteer het meervoud van "cadeau"

Slide 5 - Open question

Noteer het meervoud van "wc"

Slide 6 - Open question

Noteer het meervoud van "verslag"

Slide 7 - Open question

Noteer het meervoud van "blad"

Slide 8 - Open question

Meervoudsvorming
Meervoud op -en --> soms extra medeklinker, soms verandering van medeklinker. 
Meervoud op -s --> klinker + spraakverwarring = '. Leenwoorden -s.
Meervoud -'en of -'s --> afkortingen.
Meervoud met trema --> met klemtoon, met extra e, met trema. Zonder klemtoon, zonder extra e, met trema. (melodie-melodieën VS bacterie-bacteriën). Woorden -ee met trema met extra e (idee-ideeën).
Twee meevoudsvormen --> groente/museum/band (betekenis).
Bijzondere meervoudsvormen --> korte klank wordt lange klank (dak-daken), klinker verandert (schoonheid-schoonheden), -eren (kind-kinderen), onregelmatig (koe-koeien en lende-lendenen). 

Slide 9 - Slide

Bijvoeglijk naamwoord
Verbogen --> + e. De mooie auto. 
Onverbogen --> zonder e. De auto is mooi. 
Deelwoorden als bijvoeglijk naamwoord --> het geslaagde feest. Schrijf je zo kort mogelijk, tenzij uitspraak belemmert wordt. (vergrote scherm - ontpitte kersen). 
Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord --> eindigen op -en (ijzeren schaar, papieren vliegtuig) tenzij leenwoord uit Engels (plastic hoes, polyester shirt). 
Trappen van vergelijking:

Slide 10 - Slide

Werkwoordspelling tegenwoordige tijd
Soms kan er meer veranderen in de spelling van de persoonsvorm. 
-Ik
-Jij achter persoonsvorm
Hele werkwoord -en.
Ik fiets het liefst samen.
Fiets jij altijd alleen?
-Jij voor de persoonsvorm
-Hij/zij/het
Hele werkwoord -en +t.
Zij fietst altijd met haar broer. 
Jij wordt nooit moe van fietsen. 
-Wij/jullie/zij
Hele werkwoord. 
Jullie fietsen te snel. 
Wij worden niet snel moe. 
Korte klank met twee dezelfde medeklinkers --> een verdwijnt.
Pakken - ik pak - jij pakt
Bestellen - ik bestel - jij bestelt
Als een werkwoord -en eindigt op één medeklinker, dan verdubbelt de klinker zodat de klank lang blijft.
Raken - ik raak - jij raakt
Bespelen - ik bespeel - jij bespeelt
Z verandert in s, v verandert in f. 
Kiezen - ik kies - jij kiest
Proeven - ik proef - jij proeft

Slide 11 - Slide

Werkwoordspelling verleden tijd
Zwakke werkwoorden
Ik/jij/hij/zij/het
Hele werkwoord -en + te/de
Ik fietste langzaam.
Het regende de hele dag.
Wij/jullie/zij
Hele werkwoord - en + ten/den
We lachten ons kapot. 
Ze belandden in het water. 
Sterke werkwoorden
Veranderen van klank
o --> ie
ij --> ee
i --> o
e --> a
lopen --> liep
schrijven --> schreef
beginnen --> begon
lezen --> las

Slide 12 - Slide

Samen oefenen
Zet in tegenwoordige tijd:
Vader ..... (rijden) naar zijn werk. 
Het vuur .... (branden) hard. 
Frank .... (melden) zich bij de balie. 
Jos .... (wachten) op de trein. 
Mijn haar .... (pluizen) als het nat is. 


Zet in verleden tijd:
Loes .... (vieren) haar verjaardag morgen. 
Ans en Jan ... (beleven) een heel spannend avontuur.
Anne ...(draven) met het paard naar de weg.
Iris .... (raden) wat Tom had gedaan.
Roos ... (niezen) van het stof.

Slide 13 - Slide

Voltooid deelwoord
Handeling is gebeurd of gedaan. Vaak gepaard met hebben, zijn of worden. 

Schrijf zo kort en eenvoudig mogelijk.
Ik had nog nooit zo ver gelopen. 
Maak langer om te horen of je een -t of -d schrijft. 
Vannacht zijn er twee bomen omgewaaid
Het dak heeft gelekt. 
Gebruik de regel van 't ex-kofschip.
Zie hierboven. 
Geen extra voorvoegsel.
Je had me toch niet geloofd. 
Scheidbare werkwoorden.
Moet werkwoordspelling worden afgeschaft?
Soms ge- .ervoor bij samengestelde werkwoorden die niet scheidbaar zijn. 
Op dat terrein heb ik gehandbald
Trema bij klinkerbotsing. 
Die opmerking heeft hem nogal geërgerd

Slide 14 - Slide

Onvoltooid deelwoord
Handeling is nog bezig. Te herkennen aan -nde.

Hele werkwoord +d.
Fluitend won ze de wedstrijd. 
Uit het niets opdoemend kwam de boot recht op ons af. 
Soms hele werkwoord +de.
Leraar zijnde wil je het goede voorbeeld geven. 
Al pratende vergaten ze de tijd. 

Slide 15 - Slide

Samen oefenen
Het updaten van mijn telefoon is helaas niet helemaal goed .... (gaan). 
De spits heeft drie grote kansen ... (missen). 
Er wordt nog steeds ... (zoeken) naar een goede bassist voor de band. 
De bosbrand werd gelukkig snel ... (doven). 
De mannen waren bijna vanaf de pier in het water .... (plonzen). 
Afgelopen weekend hebben we lekker lang ... (lanterfanten). 

Slide 16 - Slide

Oefeningen
Wie?
Zelfstandig.
Wat?
Oefenboek Taalverzorging, paragraaf C, opdracht 2-6. 
Oefenboek Taalverzorging, paragraaf D, opdracht 4, 6, 7, 8 en 9. 
Hoe?
Oefenboek blz 112-115.
Handboek blz 180-182.
Hulp?
Docent.
Tijd?
Tot 11:10.
Uitkomst?
Je beheerst de leerdoelen.
Klaar?
-Huiswerk gisteren, Zie LessonUp/Magister/Studiewijzer. 
-Huiswerk volgende week, Zie LessonUp/Magister/Studiewijzer. 

Slide 17 - Slide

Welke leerdoelen beheers je nu?
Deze leerdoelen beheers ik nu al
Deze leerdoelen beheers ik nog niet. Dus ga ik hier nog mee verder oefenen/lezen. Anders vraag ik hulp aan de docent.
Je weet wat de regels zijn voor het spellen van de persoonsvorm in de tegenwoordige en verleden tijd.
Je kan in een zin een passende vorm van de persoonsvorm in de tegenwoordige of verleden tijd invullen.
Je kan zelf zinnen bedenken met moeilijkheden in de spelling van de persoonsvorm in de tegenwoordige of verleden tijd. 
Je kan bijzonderheden in de spelling van de persoonsvorm in de tegenwoordige of verleden tijd uitleggen. 

Slide 18 - Drag question