Werkwoord Spelling t.t.

• Spelling
• Speciaal Onderwijs
• Leerroute 6

Wat weten we nog
van werkwoordspelling?

Lesdoel

Ik kan de spellingsregel bij werkwoorden in tegenwoordige tijd en verleden tijd goed toepassen.

Waaraan kan ik zien in welke tijd een zin staat?

1. Het onderwerp
2. Aan de lengte van de zin
3. Het werkwoord
4. Aan het lidwoord

Regel tegenwoordige tijd

Stam + t

Regel verleden tijd

't Kofschip

_______ jij ook alle honden in het park (vermijden)

Vandaag ______ Pieter de folders van deze week (verspreiden)

__________ je je vriendin om haar rijke vriend? (benijden)

Ik ______ bij het zien van snoep! (watertanden)

_______ je dat ook geen rare opmerking van de minister? (vinden)

Vroeger _____ de krakers hun panden nog niet (bekladden)

De ouders van het meisje _______ de crimineel (haten)

Op het feest _______bijna alle mensen (roken)

Hij _______ op zijn luchtbed in de middellandse zee (drijven)

Wij ______ van de fantastisch spannende film (genieten)

_____ ik jou de waarheid maar eerder _____ (vertellen)