NED quiz B1 STRUX

NED quiz B1 STRUX
1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

NED quiz B1 STRUX

Slide 1 - Slide

Wat is een gebruiksaanwijzing?
A
Een uitleg over hoe je iets gebruikt
B
Receptenboek
C
Een uitleg over hoe je moet fietsen
D
Een boek over de auto

Slide 2 - Quiz

Uitdampen
A
Buiten staan
B
Afzuigkap aanzetten om uit te dampen
C
Iets koken en daarna buiten neer zetten
D
Vocht laten verdwijnen

Slide 3 - Quiz

Garneren
A
Gerecht extra mooi maken
B
Gerechten een andere smaak geven
C
Gerechten lelijker maken
D
Gerechten uitdelen aan anderen

Slide 4 - Quiz

Braadpan
A
Een pan met een dikke bodem en deksel
B
Een normale pan
C
Een dunne pan met deksel
D
Een koekpan

Slide 5 - Quiz

Stoven
A
Iets op hoog vuur laten garen
B
Iets aanbakken en daarna zachter zetten
C
Iets op laag vuur laten garen
D
Een pan met water koken

Slide 6 - Quiz

Schuimspaan
A
Grote platte lepel met gaatjes
B
Een grote lepel
C
Grote platte lepel met 2 gaatjes
D
Een grote lepel met smaak

Slide 7 - Quiz

Grillen
A
Groente of vlees dichtschroeien
B
Groente of vlees koken
C
Groente of vlees opwarmen
D
Groente of vlees in de oven bakken

Slide 8 - Quiz

Ingrediënten
A
Voedingsmiddelen die je nodig hebt om een gerecht te maken
B
Voedingsmiddelen die je eet
C
Voedingsmiddelen die je in een recept gebruikt
D
Voedingsmiddelen waarmee je fit wordt

Slide 9 - Quiz

Fruiten
A
Fruit
B
Fruit zachtjes laten aanbakken
C
Zachtjes aanbakken van eten
D
Kipfilet koken

Slide 10 - Quiz

Snipperen
A
Papier fijn snijden
B
Fruit halveren
C
Iets in kleine stukjes snijden
D
Groente en fruit halveren

Slide 11 - Quiz

Gratineren
A
In de oven een bruin korstje op een gerecht maken
B
In de magnetron iets gaar laten worden
C
In de oven iets opwarmen
D
In de magnetron iets bakken

Slide 12 - Quiz

Stollen
A
Verandert een vloeistof in een vaste stof
B
Het eten gaar laten worden
C
Het omdraaien van eten in de pan

Slide 13 - Quiz

Wokken
A
Roerbakken
B
Op hoog vuur water koken
C
Iets aan laten fikken en daarna op zacht vuur
D
Bij een wok restaurant eten

Slide 14 - Quiz

Bacteriën
A
Kleine beestjes waar je ziek van kunt worden
B
Schimmels die goed voor je zijn
C
Schimmels die ervoor zorgen dat je ziek wordt
D
Bacteriën die lekker zijn

Slide 15 - Quiz

Verhitten
A
Iets warm maken
B
Iets heet maken en daarna afkoelen
C
Iets laten afkoelen en daarna opwarmen
D
Iets heet maken

Slide 16 - Quiz

Houdbaarheidsdatum
A
Datum tot wanneer iets bewaard kan worden
B
Datum tot wanneer je iets kan kopen
C
Een datum waarbij je altijd alles mag opeten
D
Datum wanneer je iets koopt in de winkel

Slide 17 - Quiz

Voedselvergiftiging
A
Ziek worden van bedorven voedsel
B
Ziek worden door het eten van schimmels
C
Ziek worden door bacteriën
D
Spugen, overgeven en fit gaan werken

Slide 18 - Quiz

Rauw
A
Bacteriën die je ziek kunnen maken
B
Iets wat je zomaar eet
C
D
Iets wat nog niet bereid is

Slide 19 - Quiz

Kruisbesmetting
A
Bacteriën die van het ene product op het andere komen
B
Bacteriën die je ziek maken
C
Bacteriën die je eerst moet doden voordat je gaat koken
D
Het kruisen van snoepjes

Slide 20 - Quiz

Schrobben
A
Iets schoon maken met water en een harde borstel
B
Iets schoonmaken met een haarborstel
C
Iets schoon maken met water en poetsmiddel
D
Het poetsen van de badkamer

Slide 21 - Quiz

Voorspoelen
A
Het meest vieze afspoelen van de borden voordat die de vaatwasser in gaat
B
Alles in de vaatwasser zetten met een speciaal programma
C
Op de hand afwassen
D
Je man laten afwassen

Slide 22 - Quiz

Sanitair
A
Alles wat in een toilet of douche hoort
B
Een badmeubel, douche en wastafel
C
Alles wat op de badkamer hoort te staan
D
Een wc en wc papier

Slide 23 - Quiz

Kalkaanslag
A
Het koken van kalk
B
Vlekken die kalk uit water achterlaat
C
Schimmels die ervoor zorgen dat je uitslag krijgt
D
Vlekken die je niet meer weg krijgt op de kraan

Slide 24 - Quiz