H3: Zinnen met inversie (wisseling volgorde woorden)

Zinnen maken met inversie
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NT2BasisschoolGroep 7,8

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Zinnen maken met inversie

Slide 1 - Slide

Inversie (inversion)
Dit komt vaak doordat de zin start met een ander woord dan het onderwerp. 
This is often caused because the sentence starts with something other than the subject. 

Inversie: onderwerp en werkwoord worden omgedraaid.
Inversion: subject and verb are swapped.

Slide 2 - Slide

Hoofdzin: Ik wil met de trein naar Utrecht.
In plaats van: 
Ik wil morgen met de trein naar Utrecht.
Zeg je:
Morgen wil ik met de trein naar Utrecht.

De tijdsbepaling komt vooraan. 
Werkwoord en onderwerp worden omgewisseld.

Slide 3 - Slide

Ik ga met de tram naar het werk.
Ik ga iedere dag met de tram naar het werk.
Iedere dag ga ik met de tram naar het werk.
 
Ik ga doordeweeks met de tram naar het werk.
Doordeweeks ga ik met de tram naar het werk. 

* doordeweeks = during the week


Slide 4 - Slide

Wij eten in het restaurant.
Dit is ook met plaatsbepaling:
In het restaurant eten wij.

Of bij vraagzinnen
Eten wij in het restaurant?



Slide 5 - Slide

Vertaal de zin met inversie:
I would like a glass of wine now.

Slide 6 - Open question

Vertaal met inversie:
I take the train today.

Slide 7 - Open question

Vertaal met inversie:
We will do this later.

Slide 8 - Open question

Vertaal met inversie:
He goes to bed at 10 o'clock.

Slide 9 - Open question

Vertaal met inversie:
They work after the break.

Slide 10 - Open question

Dit is ook bij zinnen met vraagwoorden.

Slide 11 - Slide

Vertaal met inversie:
What are you doing this weekend?

Slide 12 - Open question

Vertaal met inversie:
Who are you?

Slide 13 - Open question

Vertaal met inversie:
When are you going on vacation?

Slide 14 - Open question

Vertaal met inversie:
Which dessert are you choosing?

Slide 15 - Open question

Vertaal met inversie:
At what time shall we meet?

Slide 16 - Open question

Maak zinnen met de bovenstaande woorden.

Slide 17 - Slide