H4 - week 45 - les 1

H4 - Woche 45 - Stunde 1
1 / 37
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 3-5

This lesson contains 37 slides, with text slides.

Items in this lesson

H4 - Woche 45 - Stunde 1

Slide 1 - Slide

Auf dem Tisch

Klaarleggen:
  • Arbeitsbuch + Fachbuch
  • Heft 
  • Stift
Anfangsaufgabe

  1. Nimm ein Buch vom Stapel. 
  2. Wir lesen 10 Minuten / Arbeite an der Buchbesprechung. 
  3. Notiere nach dem Lesen ins Heft auf welche Seite du geblieben bist. 


timer
10:00

Slide 2 - Slide

Planung Stunde 1

Anfangen Kapitel 2
  • Vokabeln: K2 L1 (D-N)  + Aufgabe 3
  • Leseverstehen: Text 'Die schlimmsten Angewohnheiten bei ihr und ihm' + Aufgabe 4


    Freitag: Test Vokabeln Kapitel 1 (V4duG1)   (70% = 6.0)
    Ziele

    • Je leer nieuwe woorden kennen verbreedt je woordenschat.

    • Je kunt relevante informatie vinden en begrijpen in korte artikelen in tijdschriften of op internet. 

          Slide 3 - Slide

          Vokabeln -  K2 Lektion 1
          • Was: Kapitel 2- Lernbox Lektion 1 -  Seite 99
          • Mit wem: 
                -> Gemeinsam: Lernbox besprechen
                 -> Selbstständig: machen Aufgabe 3 (3 Minuten)
          • Zeit: 3 Minuten, danach besprechen
          • Fertig = Lernen K2 Lernbox Lektion 1
            timer
            3:00

            Slide 4 - Slide

            Slide 5 - Slide

            Leseverstehen - Die schlimmsten Angewohnheiten bei ihr und ihm
            Was: K2 Aufgabe 4 (S.59/60)
            Mit wem: 
            • Gemeinsam: Strategie, Titel und Einleitung besprechen
            • Selbstständig: Text lesen und Fragen beantworten
            Hilfsmittel: Wörterbuch D-N
            Zeit: 10 Minuten, danach besprechen
            Fertig = 
            • Lernen K2 Lernbox Lektion 1 (D-N)
            • Buch lesen / Buchbesprechung 
              timer
              10:00

              Slide 6 - Slide

              Slide 7 - Slide

              Lernziele checken
              Je leer nieuwe woorden kennen verbreedt je woordenschat.

              Je kunt relevante informatie vinden en begrijpen in korte artikelen in 
              tijdschriften of op internet. 

              Slide 8 - Slide

              Nächste Stunde
              • Test H4duG1 Vokabeln Kapitel 1
              • Literatur: 10 Minuten Buch lesen

              • Hören: Video 'Welche Macken hast du?''  + K2 L1 Aufgabe 5


              Schuif je stoel aan en laat het lokaal netjes achter.

              Slide 9 - Slide

              H4 - Woche 45 - Stunde 3

              Slide 10 - Slide

              Auf dem Tisch

              Klaarleggen:
              • Arbeitsbuch + Fachbuch
              • Heft 
              • Stift
              Anfangsaufgabe

              1. Nimm ein Buch vom Stapel. 
              2. Wir lesen 10 Minuten. 
              3. Notiere nach dem Lesen ins Heft auf welche Seite du geblieben bist. 


              timer
              10:00

              Slide 11 - Slide

              Planung Stunde 1

              Sehen und Hören: Welche Macken hast du? + K2 L1 Aufgabe 5

              Leseverstehen: Den Schultag erleichtern + K2 L1 Aufgabe 7



               
                   
              Ziele


                Je kunt wezenlijke informatie verstaan en onderscheiden in korte opgenomen passages over alledaagse zaken. 

                Je kunt in lijsten, formulieren en overzichten specifieke informatie vinden en begrijpen. 

                Slide 12 - Slide

                Sehen und Hören - Welche Macken hast du? 
                Was: K2 Aufgabe 5 (S.60)
                Mit wem: 
                • Gemeinsam: Aufgabe und Fragen lesen 
                • Selbstständig: Hören und Antworten ausfüllen während des Hörens
                Zeit: +/- 15 Minuten, danach besprechen

                  Slide 13 - Slide

                  Slide 14 - Slide

                  Leseverstehen - Den Schultag erleichtern
                  Was: K2 Aufgabe 7 (S.61)
                  Mit wem: 
                  • Gemeinsam: Strategie, Titel besprechen
                  • Selbstständig: Text lesen und Aufgabe bearbeiten (schwierig = Instructietafel)
                  Hilfsmittel: Wörterbuch D-N
                  Zeit: 10 Minuten, danach besprechen
                  Fertig = 
                  • Lernen K2 Lernbox Lektion 1 (D-N)
                  • Buch lesen / Buchbesprechung machen
                    timer
                    10:00

                    Slide 15 - Slide

                    Slide 16 - Slide

                    Lernziele checken
                    Je kunt wezenlijke informatie verstaan en onderscheiden in korte opgenomen passages over alledaagse zaken. 

                    Je kunt in lijsten, formulieren en overzichten specifieke informatie vinden en begrijpen. 
                    --> Wat ging goed?
                    --> Wat vind je nog lastig?

                    Slide 17 - Slide

                    Nächste Stunde
                    Grammatik: Modalverben o.t.t,

                    Schuif je stoel aan en laat het lokaal netjes achter.

                    Slide 18 - Slide

                    H4 - Woche 45 - Stunde 4

                    Slide 19 - Slide

                    Auf dem Tisch

                    Klaarleggen:
                    • Arbeitsbuch + Fachbuch
                    • Heft 
                    • Stift
                    Anfangsaufgabe

                    1. Nimm ein Buch vom Stapel. 
                    2. Wir lesen 10 Minuten. 
                    3. Notiere nach dem Lesen ins Heft auf welche Seite du geblieben bist. 


                    timer
                    10:00

                    Slide 20 - Slide

                    Planung Stunde 1

                    Toets K1 H4duG1 Vokabeln 

                    Weißt du es noch? Modalverben o.t.t. (havo 2) en o.v.t. (havo 3)

                    Grammatik: Modalverben im Präsens (o.t.t) und Präteritum (o.v.t.) + Aufgabe 8, 9, 10




                     
                         
                    Ziele


                      Je kunt de modale hulpwerkwoorden in de tegenwoordige tijd (Präsens) gebruiken. 

                      Je kunt de modale hulpwerkwoorden in de verleden tijd (Präteritum) gebruiken. 

                      Slide 21 - Slide

                      Toets K1 H4duG1 Vokabeln 
                      Nodig: pen
                      Wat: schrijf je vertaling van de woorden op de toets
                      Tijd: 5 -8 Minuten (20 woorden) 
                      Klaar = 
                      • Afmaken K2 Aufgabe 7 (S.61) Text 'den Schultag erleichtern '
                      timer
                      8:00

                      Slide 22 - Slide

                      Slide 23 - Slide

                      Modalverben - Weißt du es noch?
                      Notiere ins Heft welches Verb im Satz passt. Notiere dann die Übersetzung.

                      1.  Darfst / Willst du heute Abend mit ins Kino? - Nein, meine Eltern wollen, 
                           dass ich heute zu Hause bleibe.  Übersetzung: ________________________
                      2. Jonas mag/kann Pizza lieber als Pommes.
                            Übersetzung: ________________________
                      3. Wir sollen/müssen uns bei dem Chef melden, weil wir wieder zu spät 
                           waren. Übersetzung: ________________________
                      timer
                      2:00

                      Slide 24 - Slide

                      Modalverben
                      im Präsens (o.t.t.) und Präteritum (o.v.t.)

                      Slide 25 - Slide

                      Wat zijn Modalverben?
                      Dit zijn werkwoorden die in een zin aangeven met welk 'gevoel' iets gebeurt. 
                      --> Noteer de vertaling in je schrift. 
                      • dürfen: 
                      • können: 
                      • mögen: 
                      • müssen: 
                      • sollen: 
                      • wollen: 
                      • wissen:

                      Slide 26 - Slide

                      Wat zijn Modalverben?
                      Dit zijn werkwoorden die in een zin aangeven met welk 'gevoel' iets gebeurt. We kennen de volgende Modalverben in het Duits:

                      • dürfen: mogen, toestemming hebben
                      • können: kunnen, in staat zijn
                      • mögen: mogen, leuk vinden, lusten, houden van
                      • müssen: moeten, (noodzakelijk, vanzelfsprekend)
                      • sollen: moeten (van iemand anders)
                      • wollen: willen
                      • wissen: weten


                      Slide 27 - Slide

                      Merkmale Modalverben im Präsens
                       Modalverben hebben in de o.t.t. drie kenmerken:

                      1. meervoud vervoeg je zoals altijd (esttenten-regel).

                      2. Ich & er/sie/es -vorm krijgen geen uitgang

                      3 Klinkerverandering bij ich, du, er/sie/es (sollen niet)

                      Slide 28 - Slide

                      dürfen
                      können
                      mögen
                      müssen
                      wollen
                      sollen
                      wissen
                      ich
                      darf
                      kann
                      mag
                      muss
                      will
                      soll
                      weiß
                      du
                      darfst
                      kannst
                      magst
                      musst
                      willst
                      sollst
                      weißt
                      er, sie, es
                      darf
                      kann
                      mag
                      muss
                      will
                      soll
                      weiß
                      wir
                      dürfen
                      können
                      mögen
                      müssen
                      wollen
                      sollen
                      wissen
                      ihr
                      dürft
                      könnt
                      mögt
                      müsst
                      wollt
                      sollt
                      wisst
                      sie, Sie
                      dürfen
                      können
                      mögen
                      müssen
                      wollen
                      sollen
                      wissen
                      Modalverben im Präsens (o.t.t.) 
                      • Hier darf man nicht parken.
                      • Willst du mit uns ins Theater gehen?
                      • Ich kann leider nicht zu deiner Party kommen.

                      Slide 29 - Slide

                      Merkmale Modalverben im Präteritum 
                       Modalverben hebben in de o.v.t. drie kenmerken:

                      1. Geen Umlaut

                      2. Bijna alle vormen zijn gelijk aan de verleden tijdsvormen van de     
                          zwakke werkwoorden. (stam + uitgang in o.v.t.)

                      Slide 30 - Slide

                      dürfen
                      können
                      mögen
                      müssen
                      wollen
                      sollen
                      wissen
                      ich
                      durfte
                      konnte
                      mochte
                      musste
                      wollte
                      sollte
                      wusste
                      du
                      durftest
                      konntest
                      mochtest
                      musstest
                      wolltest
                      solltest
                      wusstest
                      er, sie, es
                      durfte
                      konnte
                      mochte
                      musste
                      wollte
                      sollte
                      wusste
                      wir
                      durften
                      konnten
                      mochten
                      mussten
                      wollten
                      sollten
                      wussten
                      ihr
                      durftet
                      konntet
                      mochtet
                      musstet
                      wolltet
                      solltet
                      wusstet
                      sie, Sie
                      durften
                      konnten
                      mochten
                      mussten
                      wollten
                      sollten
                      wussten
                      Modalverben im Präteritum (o.v.t.) 
                      • Wusstest du, dass er schon so alt ist?
                      • Ich konnte mich nichts davon erinnern. 
                      • Sie durften erst nach Hause, wenn sie alles erledigt hatten.

                      Slide 31 - Slide

                      Grammatik - Modalverben 
                      Was: K2 Lek. 1 Aufgabe 8, 9 , 10   (S.62)
                      Wie: Lies die Aufgaben und ergänze die richtigen Formen der Modalverben.
                      Mit wem: selbstständig, Fragen an Lehrerin stellen
                      Hilfsmittel: Grammatik (Vakboek) SEITE 6 -9
                      Zeit: 15 Minuten, danach besprechen
                      Fertig: 
                      • lernen K2 Lernbox Lektion 2 (D-N)
                      • Buch lesen / arbeiten an Buchbesprechung
                      timer
                      15:00

                      Slide 32 - Slide

                      Slide 33 - Slide

                      Slide 34 - Slide

                      Slide 35 - Slide

                      Lernziele checken
                      Je kunt de modale hulpwerkwoorden in de tegenwoordige tijd (Präsens) gebruiken. 

                      Je kunt de modale hulpwerkwoorden in de verleden tijd (Präteritum) gebruiken. 

                      Slide 36 - Slide

                      Nächste Stunde
                      Montag = kein Deutsch

                      Dienstag:
                      • Wochenaufgaben abfragen: Vokabeln K2 Lektion 1 (D-N) 
                      • Vokabeln: K2 L2 + Aufgabe 14
                      • Aussprache: Umlaut üben


                      Schuif je stoel aan en laat het lokaal netjes achter.

                      Slide 37 - Slide