Les 5 Cursus 5 grammatica Nieuw Nederlands klas 2 Kader

Welkom
Op tafel: Laptop (dicht)
leesboek

Geen: kauwgom, eten, drinken
jas en telefoon in de klas. 
timer
3:00
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 2

This lesson contains 16 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom
Op tafel: Laptop (dicht)
leesboek

Geen: kauwgom, eten, drinken
jas en telefoon in de klas. 
timer
3:00

Slide 1 - Slide

Vandaag:
- stil lezen
- praten over je boek
- uitleg
- zelfstandig werken
-evalueren

Slide 2 - Slide

stil lezen
timer
8:00

Slide 3 - Slide

Lesdoel
Aan het eind van de les kan ik persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden herkennen.    

Slide 4 - Slide

Terugblik
We zijn de vorige lessen aan de slag gegaan met woordsoorten. Wie kan verschillende woordsoorten opnoemen?
  • werkwoorden.
  • lidwoorden.
  • zelfstandig naamwoord
  • bijvoeglijk naamwoord
  • voegwoorden

Slide 5 - Slide

Terugblik
Hoe vind je een persoonsvorm in een zin? 
En hoe vind je het werkwoordelijk gezegde?
  • Zin in een andere tijd zetten
  • De persoonsvorm plus alle werkwoorden in een zin.

Slide 6 - Slide

Instructie
Je kunt naar personen, dieren of dingen verwijzen. Daarvoor gebruik je een persoonlijk of bezittelijk voornaamwoord

Slide 7 - Slide

Instructie
Een persoonlijk voornaamwoord verwijst naar een persoon, dier of ding:
Wij keken naar de hardloopwedstrijd.
Hij moet hier aan de lijn.
Ik heb het ingepakt.

Slide 8 - Slide

Instructie
Een bezittelijk voornaamwoord geeft aan van wie iets is. Het staat altijd vóór het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort: jullie huis, het is van jullie
onze klas, het is van ons
jouw jurk, het is van jou.
Weet je niet zeker of het jouw of jou is? Verander het dan in U. Wanneer het uw is, hoor je de W.  Dan dus ook bij jouw een W. 

Slide 9 - Slide

Instructie
persoonlijke voornaamwoorden
bezittelijke voornaamwoorden
voorbeeldzin
enkelvoud
ik                 mij/me
jij / je           jou/je
u                  u
hij                hem
zij / ze         haar
het               het
mijn
jouw / je
uw
zijn
haar
zijn
Ik heb mijn mobiel laten liggen.
Las, zullen we vanavond bij jou langskomen?
meervoud
wij / we      ons
jullie           jullie
zij / ze        hun /                            hen/ze
ons / onze
jullie
hun
Moeten jullie morgen bij onze club spelen?

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Link

Toepassing
Nu jullie: Voornaamwoorden
Ligt de pas van Marieke in uw bakje?
  • uw
Michele is ook haar schoolpas kwijt.
  • haar
De docent heeft onze cijfers op ons rapport gezet.
  • onze, ons

Slide 12 - Slide

Toepassing
Jullie gaan naar Nieuw Nederlands, Cursus 5 Grammatica, paragraaf 5 WS - Persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord.
Je maakt deze les alle opdrachten van paragraaf 5 helemaal af. Ben je klaar? Dan maak je de oefentoets die bij paragraaf 5 hoort. 

Slide 13 - Slide

Toepassing

Slide 14 - Slide

Evaluatie en huiswerk
Wat was het lesdoel van deze les?
  •    Aan het eind van de les kan ik persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden herkennen.                                                  

Huiswerk:  Geen huiswerk als je alle opdrachten af hebt. Anders de opdrachten van paragraaf 5 afmaken. 
Ook de oefentoets. 

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide