Geslachtelijke voortplanting 6.6

B6.6 geslachtelijke voortplanting
1 / 14
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

B6.6 geslachtelijke voortplanting

Slide 1 - Slide



Leerdoelen basisstof 6
_______________________________________________________________________________


  • Je kunt uitleggen dat bij geslachtelijke voortplanting elk van de ouders 50% van het DNA levert.
  • Je kunt voorbeelden geven van geslachtelijke voortplanting.

Slide 2 - Slide

Tweeslachtige bloem
Eenslachtige bloem (mannelijk)
Eenslachtige bloem (vrouwelijk)

Slide 3 - Drag question

kelkblad
stamper
meeldraad
kroonblad

Slide 4 - Drag question

De stamper
stempel
stijl
vruchtbeginsel

Slide 5 - Drag question

Beslis windbloem of insectenbloem en sleep de juiste kenmerken bij de juiste bloem
veel stuifmeel
weinig stuifmeel
opvallende bloem
onopvallende bloem
maakt geen nectar
maakt nectar
stempel hangt uit de bloem 
stempel zit in de bloem

Slide 6 - Drag question

Stuifmeelbuis
Stuifmeelkorrel
Eicel
Bevruchting

Slide 7 - Drag question

vruchten met één zaad
Vruchten met meer zaden

Slide 8 - Drag question

Sleep een vinkje naar de vruchten waarvan de zaden worden gegeten. 
I2
T6
I2

Slide 9 - Drag question

Geslachtelijke voortplanting
2 geslachtscellen nodig
Bevruchting: samensmelten van de kernen van twee geslachtscellen
Plant: kern van stuifmeelkorrel en de kern van een eicel

Slide 10 - Slide

Meiose is het maken van geslachtscellen

Slide 11 - Slide

Bevruchting
- Stuifmeelkorrel met 12 chromosomen en eicel met 12 chromosomen smelten samen = 24
- Door gewone celdeling wordt het een kiem 
(mitose: gewone celdeling)
(meiose: geslachtceldeling)
- Verschillend DNA = variatie
- 50% papa en 50% van mama

Slide 12 - Slide

Bevruchting bij dieren
 uitwendige bevruchting

Slide 13 - Slide


- maak opdracht 1-6 van b 6.6 
- dit doe je zelfstandig in stilte
- na 10 minuten mag je je vinger opsteken

- je hebt 20 minuten de tijd
- naderhand bespreken we vragen 1-3


wat?
hoe?
hulp?

tijd?
uitkomst?




Slide 14 - Slide