hoe? - gebruik de verleden tijd van het werkwoord
- meestal aan het begin van de zin
- komma vóór toen of achter het zinsdeel met toen
Wanneer? 1. bij een gebeurtenis (feit)
2. bij een periode in het verleden
1. eenmalige gebeurtenissen in het verleden
voorbeeld: Toen het vijf uur was, ging hij naar huis
voorbeeld: Ik was niet thuis , toen mijn zus belde.
2. een periode in het verleden
voorbeeld: Toen ik klein was, geloofde ik in Sinterklaas
voorbeeld: Toen ik in Amsterdam woonde, ging ik veel uit.