Communicatie 22+23 herhalen

Communicatie 22+23 herhalen
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Communicatie 22+23 herhalen

Slide 1 - Slide

Programma
-Vragen n.a.v. vorige les?
5 min
-Herhalen argumentatieschema's
10 min
-Herhalen drogredenen en logica
15 min
-Oefenen


35 min


Slide 2 - Slide

Leerdoelen
Wat behandelen we vandaag?

  • Ik weet wat de meest voorkomende drogredenen zijn en kan ze kort omschrijven. 
  • Ik kan drogredenen herkennen in geïsoleerde argumentaties.
  • Ik kan de juiste kritische vragen stellen bij de meest voorkomende drogredenen en de beste strategie bepalen om de redenering aan te vallen.
  • Ik ben in staat om kritisch te kijken naar een betoog en ik kan correct reageren op mogelijke drogredenen in een betoog. 

Slide 3 - Slide

Vragen n.a.v vorige les?

Slide 4 - Slide

Wat is het verschil tussen argumentatiestructuren en argumentatieschema's?

Slide 5 - Open question

Welke argumentatiestructuren zijn er?

Slide 6 - Open question

Argumentatiestructuren
Blz 104

Enkelvoudige argumentatie --> een mening wordt ondersteund met slechts één argument. 
Nevenschikkende argumentatie --> een mening wordt ondersteund met meerdere argumenten. 
Onafhankelijke nevenschikkende argumentatie --> de argumenten zijn los van elkaar erg sterk. 
Afhankelijke nevenschikkende argumentatie --> de argumenten hebben elkaar nodig om sterk te zijn. 
Onderschikkende argumentatie --> een argument wordt onderbouwd met subargumenten. 
Verzwegen argumenten --> Een argument die niet letterlijk als argument wordt gegeven. 

Slide 7 - Slide

Welke argumentatieschema's zijn er?

Slide 8 - Open question

Argumentatieschema's

Argumentatieschema --> Het verband tussen het argument en het standpunt.
Kenmerk --> Een kenmerk wordt op alles toegepast. Voorbeelden en voor- en nadelen horen er ook bij. 
Vergelijking --> Een vergelijking wordt één op één gemaakt. 
Causaliteit --> Een argumentatieschema op basis van een oorzaak en gevolg. Ook een doel-middelrelatie hoort erbij. 
Kritische reactie --> Je kan je kritisch afvragen of het gestelde argument wel een goed argument is. 
Drogredenen --> Het verkeerd of ten onrechte gebruiken van een bepaald argumentatieschema, ook wel een discussiefout. 

Slide 9 - Slide

Drogredenen 

Autoriteitsargument --> Er wordt een deskundige bij betrokken. 
Vals dilemma --> Er wordt je opgedrongen te kiezen tussen twee oplossingen of mogelijkheden. 
Overhaaste generalisatie --> Als je op basis van een enkele ervaring een uitspraak groter maakt. 
Verkeerde vergelijking --> Een appel wordt met een peer vergeleken. 
Persoonlijke aanval --> Je speelt op de persoon. 
Ontduiken van bewijslast --> Je geeft geen argumenten voor je standpunt. 
Cirkelredenering --> Conclusie herhaalt het argument. 
Vertekenen van standpunt --> Je legt de ander iets in de mond wat niet gezegd is. 
Bespelen van publiek --> Gaat in op emoties, in plaats van inhoud. 

Slide 10 - Slide

Een kritische lezer zou in alinea 1 een drogreden kunnen herkennen. Noteer de zin waar de drogreden in staat.

Slide 11 - Open question

Ontduiken van bewijslast
Vals dilemma
Autoriteit
Vertekenen van standpunt
Verkeerde vergelijking
Bespelen van publiek
Cirkelredenering
Ik heb een boek gelezen van een voedingsdeskundige die zegt dat alle koolhydraten slecht zijn. Daarom vermijd ik ze volledig. 
Als je niet voor Geert Wilders bent, dan ben je voor GroenLinks.”
Mijn oma rookte een pakje sigaretten per dag en ze is 102 geworden, dus roken is niet ongezond!
Ik vind Dorian erg aardig, omdat ik haar graag mag.
Die voetballer had rood moeten krijgen voor die actie! Iedereen kent toch de regels van voetbal?
Persoon 1: Ik vind kinderen soms erg luidruchtig. Persoon 2: Dus jij haat alle kinderen!
U bent natuurlijk allemaal slim genoeg om mijn standpunt te begrijpen.

Slide 12 - Drag question

Logica


Logische geldigheid --> Is dat wat je zegt, daadwerkelijk waar?
Modus ponens --> Als p, dan q. Dus p is q. 
Ongeldige redenering --> Dat wat je zegt, is niet altijd waar. 
Modus tollens --> Modus ponens maar negatief geformuleerd. 

Slide 13 - Slide

Leesdossier boek 1 t/m 5


Vanavond!!! Inleveren leesdossier boek 1 t/m boek 5. 
Boek 1 = Confettiregen. Inleveren: Analyse + reactie op recensie. 
Boek 2 = Het gouden ei.  Inleveren: Analyse + reactie op recensie. 
Boek 3 = Eigen gekozen. Inleveren: Analyse + reactie op recensie + verwerkingsopdracht. 
Boek 4 = Eigen gekozen. Inleveren: Analyse + reactie op recensie.
Boek 5 = Eigen gekozen. Inleveren: Analyse + reactie op recensie.

Let op! Je maakt er een echt dossier van. Met voorkant, naam, datum, inhoudsopgave etc. 

Vanavond niet ingeleverd = tijdens toetsweek bij mij komen om het te maken en in te leveren. 

Slide 14 - Slide

Oefeningen
Wie?
Zelfstandig.
Wat?
1: Communiceren paragraaf 22/23, opdrachten uit oefenboek of drillsteroefeningen in digitale methode. 
2: Werken aan/inleveren fictiedossier. 
Hoe?
Oefenboek/Chromebook. 
Hulp?
Docent.
Tijd?
Tot 14:40.
Uitkomst?
Je beheerst de leerdoelen.
Klaar?
Leren voor de toetsweek.

Slide 15 - Slide

Welke leerdoelen beheers je nu?
Deze leerdoelen beheers ik nu al
Deze leerdoelen beheers ik nog niet. Dus ga ik hier nog mee verder oefenen/lezen. Anders vraag ik hulp aan de docent.
Ik weet wat de meest voorkomende drogredenen zijn en kan ze kort omschrijven. 
Ik kan drogredenen herkennen in geïsoleerde argumentaties.
Ik ben in staat om kritisch te kijken naar een betoog en ik kan correct reageren op mogelijke drogredenen in een betoog. 
Ik kan de juiste kritische vragen stellen bij de meest voorkomende drogredenen en de beste strategie bepalen om de redenering aan te vallen.

Slide 16 - Drag question