GR6 TH4-W1-L2

• Taal
• Basisschool
• Groep 5

GROEP 6

THEMA 4 - WEEK 1 - LES 2

Doel

Ik weet hoe je het meervoud van een zelfstandig naamwoord maakt. 

Voorkennis

Wat betekent het meervoud?

Het enkelvoud van een zelfstandig naamwoord gebruik je voor één mens, dier of ding.

Het meervoud van een zelfstandig naamwoord gebruik je voor meerdere mensen, dieren of dingen.

De belangrijkste manieren om meervoud te maken

+ en                              stoelen, glazen, pennen

+ s                                  computers, tafels, plaatjes

+ 's                                 auto's, agenda's, taxi's, baby's

+ eren                           kinderen, runderen, beenderen

heid --> heden         moeilijkheden

Korte klank?

Lange klank?

Verandering van klank in meervoud

Let op de spelling

• s - z  (1 glas - 2 glazen) 
  
• f - v  (1 graaf - 2 graven)
• jager (1 raam - 2 ramen)
  
• bakker (1 bal - 2 ballen) 
  

Onregelmatige zelfstandige naamwoorden

• woorden die eindigen op een lange klank: a, o, i, u of y krijgen een ‘s  (bijv. kano's)
• sommige woorden krijgen –eren (bijv. eieren)
  
• een woord dat eindigt op –heid krijgt in het meervoud –heden (bijv. vrijheden)
  
• woorden die een stomme -e op het einde hebben krijgen meestal -s

IK

• reus
  
• juf
  
• auto 
• lam
  
• vat

WIJ

• ei
• rok
  
• moeilijkheid
  
• vader
  
• film

JULLIE

Schrijf 4 enkelvoudige zelfstandige naamwoorden om je wisbordje. Wissel je bordje en schrijf het meervoud erachter.

JIJ

Schrijf het meervoud op van:

- Moeder

- Baby

- Plaats

- Omstandigheid

- Gebeurtenis

Meervoud

Hiernaast zie je vier woorden. Welke van deze woorden staat in het meervoud?