H4 Elektriciteit herhalen

70 mA = ....... A?
1 / 33
next
Slide 1: Open question
NatuurkundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

70 mA = ....... A?

Slide 1 - Open question

Welke onderdelen heb je nodig om een lampje te laten branden?

Slide 2 - Open question

     H6 Elektriciteit herhalen

Slide 3 - Slide

Wat voor soort schakeling zie je hier?
A
Serieschakeling
B
Parallelschakeling

Slide 4 - Quiz

Wat betekent dit symbool?
A
Batterij
B
Lamp
C
Schakelaar
D
Snoer

Slide 5 - Quiz

Noem 3 geleiders

Slide 6 - Open question

1250 mA = ...... A

Slide 7 - Open question

Wat geeft deze meter aan?
Denk aan de eenheid

Slide 8 - Open question

Is het een serieschakeling of een parallelschakeling?
A
Serie
B
parallel

Slide 9 - Quiz

Wat is het juiste symbool voor een spanningsmeter?
A
B
C
D

Slide 10 - Quiz

Wat geeft deze meter aan?

Slide 11 - Open question

Hoeveel mA is 0,358 A?

Slide 12 - Open question

Wat is het juiste symbool voor een stroommeter?
A
B
C
D

Slide 13 - Quiz

Wat geeft deze meter aan?

Slide 14 - Open question

Hoeveel A is 255 mA?

Slide 15 - Open question

Wat betekent dit symbool?
A
Batterij
B
Lamp
C
Schakelaar
D
Snoer

Slide 16 - Quiz

Rechts zie je het typeplaatje van een haakse slijper. Wat is het vermogen?
A
220 V
B
2,2A
C
450 W
D
8500 /min

Slide 17 - Quiz

Wat is het juiste symbool voor een motor?
A
B
C
D

Slide 18 - Quiz

Hoeveel mA is 5,5 A?

Slide 19 - Open question

Maakt het uit waar je de stroomsterkte meet?
A
Ja, voor het lampje is die het hoogst
B
Ja, na het lampje is die het hoogst
C
ja, maar je weet niet waar die het hoogste is
D
nee, de stroomsterkte is overal even groot

Slide 20 - Quiz

in een parallelschakeling
A
is de stroom overal even groot
B
is er geen stroom
C
wordt de stroom verbruikt
D
verdeelt de stroom zich over de vertakkingen

Slide 21 - Quiz

Bekijk de afbeelding het symbool met nummer 5 geeft een ...... weer
A
batterij
B
schakelaar
C
stopcontact
D
lampje

Slide 22 - Quiz

Wat is de spanning?

A
0V
B
6V
C
18V
D
36V

Slide 23 - Quiz



A
1. kruis en 2. ongeveer
B
1. lampje en 2. ongeveer
C
1. lampje en 2. batterij
D
1. kruis en 2. batterij

Slide 24 - Quiz

Bekijk de afbeelding het symbool met nummer 4 geeft een ...... weer
A
spanningsmeter
B
schakelaar
C
stopcontact
D
lampje

Slide 25 - Quiz

De formule voor vermogen is
A
vermogen = spanning / stroomsterkte
B
vermogen = spanning x stroomsterkte
C
vermogen = spanning + stroomsterkte
D
vermogen = spanning - stroomsterkte

Slide 26 - Quiz

Waarin meet je het vermogen?
A
Ampère
B
Volt
C
Watt
D
Uren

Slide 27 - Quiz

Apparaten met een klein vermogen zijn energiezuiniger dan apparaten met een groot vermogen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 28 - Quiz

Bereken het vermogen van een wasmachine die 2000 mA gebruikt en op het lichtnet werkt.
A
460 W
B
460000 W
C
0,460 W
D
4,60 W

Slide 29 - Quiz

Op de verpakking van een lampje staat: 6 V / 0,5 A.
Bereken het vermogen.
A
12W
B
3W
C
6W
D
60W

Slide 30 - Quiz

Koffiezet apparaat is aangesloten op het lichtnet. Het apparaat neemt 3 A op. Bereken het vermogen (P).

Slide 31 - Open question

Wat betekent dit symbool?
A
Batterij
B
Lamp
C
Schakelaar
D
Snoer

Slide 32 - Quiz

Voorbeelden van spanningsbronnen zijn ....
A
batterij, dynamo, snoer
B
dynamo, elektromagneet, zonnecel
C
batterij, dynamo, zonnecel
D
batterij, zonnecel, elektromagneet

Slide 33 - Quiz