Les 15 A2-B1 Belgielaan

Huiswerk voor 24-4
  • Toets thema 3
  • Thema 4 - taak 1- 1 tot en met 6
  • Grammatica thema 4: 
--> 3.16 hoofdzin + bijzin: Ik weet niet of ik morgen kan komen.
--> 3.17 hoofdzin + bijzin: Ik weet niet waar hij vandaan komt.

Optioneel: Extra schrijfopdracht :



 

Je loopt stage in een zorgcentrum. Je kunt niet werken, want je bent ziek. Je hebt griep. Je bent bij de dokter geweest. De huisarts heeft gezegd dat je zeker twee dagen thuis moet blijven.

 

Schrijf in je e-mail

- waarom je niet kunt werken

- dat je bij de dokter bent geweest

- wanneer je waarschijnlijk weer kunt werken.

 

Begin met: Beste Anja,

1 / 9
next
Slide 1: Slide
NT2Beroepsopleiding

This lesson contains 9 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Huiswerk voor 24-4
  • Toets thema 3
  • Thema 4 - taak 1- 1 tot en met 6
  • Grammatica thema 4: 
--> 3.16 hoofdzin + bijzin: Ik weet niet of ik morgen kan komen.
--> 3.17 hoofdzin + bijzin: Ik weet niet waar hij vandaan komt.

Optioneel: Extra schrijfopdracht :



 

Je loopt stage in een zorgcentrum. Je kunt niet werken, want je bent ziek. Je hebt griep. Je bent bij de dokter geweest. De huisarts heeft gezegd dat je zeker twee dagen thuis moet blijven.

 

Schrijf in je e-mail

- waarom je niet kunt werken

- dat je bij de dokter bent geweest

- wanneer je waarschijnlijk weer kunt werken.

 

Begin met: Beste Anja,

Slide 1 - Slide

Programma
  • Het journaal in makkelijke taal
  • Thema 4- taak 1- tekst
  • Grammatica:
--> 3.16 hoofdzin + bijzin: Ik weet niet of ik morgen kan komen.
--> 3.17 hoofdzin + bijzin: Ik weet niet waar hij vandaan komt.
  • Thema 4- taak 1- opdrachten



Slide 2 - Slide

Het journaal in makkelijke taal
Geld terug bij hoge energiekosten
Lange rijen bij afscheid Paus
Eerste zeehonden verhuisd

Slide 3 - Slide

Thema 4- Wat doe je met je geld?
Waar denk je aan bij het woord geld?

Slide 4 - Slide

Thema 4- taak 1- Kopen of sparen?
We lezen de tekst op bladzijde 56.

Slide 5 - Slide

3.16 hoofdzin + bijzin: Ik weet niet of ik morgen kan komen.
1. Ik weet niet of.........
2. Ze vraagt of........
3. We kijken of........
4. Ze willen weten of.......
5. Ik weet niet meer of...
6. Ze denkt na of ze...
7. Mijn moeder vraagt of ik...
8 .We willen weten of de bus...

Hij weet niet of hij vandaag...

Ik twijfel of...

Slide 6 - Slide

3.16 hoofdzin + bijzin: Ik weet niet of ik morgen kan komen.
1. Ik weet niet of ik naar school kan komen
2. Ze vraagt of ik naar de supermarkt kan gaan
3. We kijken of we op vakantie kunnen gaan
4. Ze willen weten of we vanavond komen
5. Ik weet niet meer of ik mijn huiswerk heb gemaakt
6. Ze denkt na of ze ze naar het feestje wil komen
7. Mijn moeder vraagt of ik de tafel wil dekken
8 .We willen weten of de bus op tijd komt

Hij weet niet of hij vandaag...

Ik twijfel of...

Slide 7 - Slide

3.17 hoofdzin + bijzin: Ik weet niet waar hij vandaan komt.
  • Ik weet niet...
  • Hij vraagt...
  • Zij wil weten...
  • We denken...
  • Jullie vertellen...
  • Ik zeg...
  • De leraar vraagt...
  • Mijn vriend wil weten...
  • Ze begrijpen niet...
  • Ik vertel...
🎲 Dobbelsteen   Vraagwoord
1                                 wat
2                                 waar
3                                 wanneer
4                                 waarom
5                                 hoe
6                                 wie

Slide 8 - Slide

Thema 4- taak 1- Kopen of sparen?
We maken opdracht 2 tot en met 6

Slide 9 - Slide