Grammatica 5.6 + 6.3

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b, k
• Leerjaar 1

Wat gaan we deze les doen?

- Terugkoppeling vorige les

- Doelen van deze les

- Theorie

- Huiswerk

Doelen van deze les

Aan het einde van deze les:

-kun je het onderwerp (ond.) in een zin benoemen

-kun je de persoonsvorm (pv) en het werkwoordelijk gezegde (wwg) in een zin benoemen

Onderwerp, hoe zat het ook alweer?

Een zin bestaat uit twee basisdelen, twee zinsdelen die onmisbaar zijn:

-een deel dat ‘zegt’ wat er gebeurt (= werkwoordelijk gezegde / wwg. / zijn alle werkwoorden in de zin)

-een deel dat ‘zegt’ wie dit doet (= onderwerp = ond.)

Onderwerp, hoe zat het ook alweer?

Voorbeeld: Evelien en Rob mailen.

In deze zin zegt mailen wat er gebeurt. Mailen is dus de pv. én het wwg. (alle werkwoorden in de zin)

Om het onderwerp in de zin te vinden vraag je: 

wie/wat + wwg?      --> 

Onderwerp, hoe zat het ook alweer?

Wie/wat + wwg?

‘Wie/wat mailen?’

Antwoord: Evelien en Rob.

Het zinsdeel Evelien en Rob is dus het onderwerp (ond).

Met welke hulpzin kun je het onderwerp (ond.) vinden?

1. Vraagzin maken, het ond. staat vooraan.
2. Wie/wat + wwg?
3. Alle werkwoorden in de zin opzoeken.

Welke bewering is NIET waar?
Kies het goede antwoord.

1. Wwg. en ond. zijn de 2 basisdelen van een zin.
2. Het wwg. zegt wat er gebeurt.
3. Er staat niet altijd een ond. in de zin.
4. Het ond. zegt wie/wat het doet.

Wat is het ond. in de volgende zin?
Ik moet mijn huiswerk nog maken.

1. Ik
2. moet
3. mijn huiswerk
4. maken

Wat is het ond. in de volgende zin?
Het vliegtuig heeft 20 minuten vertraging.

1. Het vliegtuig
2. heeft
3. 20 minuten
4. vertraging

Wat is het onderwerp in deze zin?
Mijn hond heeft een vogel gepakt.

Oefenen met ond. / pv. / wwg.

Blok 5 + 6: grammatica

Maken:

5.6  opdr. 13, 14 en 15                   6.3: opdr. 7, 8, 9

blz. 193 en blz 194                       blz. 235 en blz 236

      

KLAAR?         -Lezen            

learningapps.org

Nabespreken

We gaan de opdrachten bespreken

aantal

240

aantal

Doelen van deze les

Aan het einde van deze les:

-kun je het onderwerp (ond.) in een zin benoemen

-kun je de persoonsvorm (pv) en het werkwoordelijk gezegde (wwg) in een zin benoemen