What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
literaire begrippen
1 / 21
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 4,5
This lesson contains
21 slides
, with
interactive quizzes
,
text slide
and
2 videos
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
De boze stiefmoeder in
een sprookje is een voorbeeld van...
A
een hoofdpersoon
B
een type
C
een bijfiguur
D
een karikatuur
Slide 2 - Quiz
Als de schrijver stukken tijd
samenvat in een aantal
woorden dan heet dit ...
A
versnelling
B
verteltijd
C
vertelde tijd
D
tijdsprong
Slide 3 - Quiz
Als er in je boek een dialoog
staat dan is er in de tijd
altijd sprake van:
A
vertraging
B
versnelling
C
scène
D
tijdsprong
Slide 4 - Quiz
Een thema is ...
A
het verhaalelement uit een sprookje
B
het belangrijkste onderwerp van het boek
C
symbolen die vaker terugkomen in een boek
D
de bedoeling van het boek weergegeven in het motto
Slide 5 - Quiz
Hoe heet dit stuk tekst
dat je vindt in een boek voor het verhaal begint?
A
opdracht
B
motto
C
intertekstualiteit
Slide 6 - Quiz
Welk van de volgende
karakters past het best bij
het begrip “bijfiguur”?
A
Harry Potter (Harry Potter)
B
Iron Man (The Avengers)
C
Olaf (Frozen)
Slide 7 - Quiz
Slide 8 - Video
Wat is het motorisch moment?
Slide 9 - Open question
In welk perspectief is dit geschreven:
“Ik besloot, ondanks mijn zenuwen, de deur te openen.”
A
belevend ik
B
verhalend ik
C
personaal perspectief
Slide 10 - Quiz
Wie is een voorbeeld van de tegenstander?
A
Phineas
B
Candice
C
Ferb
D
Perry
Slide 11 - Quiz
Wat is een novelle?
A
een tekst met minder dan 80 bladzijden
B
een tekst bestaat uit 80 tot 100 bladzijden
C
een tekst met meer dan 100 bladzijden
Slide 12 - Quiz
Wat houdt een alwetend/
auctoriaal perspectief in?
A
dat personages alles weten wat gebeurt
B
dat de verteller alles weet wat gebeurt
Slide 13 - Quiz
Welk begrip is geen manipulatietechniek om
spanning te creëren?
A
cliffhanger
B
niet-chronologische volgorde
C
verhaalstructuur
Slide 14 - Quiz
Wat wordt bedoeld met het
literaire begrip ‘concreet motief’?
A
waarom een personage iets gedaan heeft
B
de reden dat de auteur het boek heeft geschreven
C
de structuur van het verhaal
D
iets wat vaak terugkomt in een verhaal
Slide 15 - Quiz
Welk perspectief is het meest betrouwbaar?
A
ik-perspectief
B
hij/zij-perspectief
C
wisselend hij/zij-perspectief
D
alwetend perspectief
Slide 16 - Quiz
Welk van de antwoorden is het
meest waarschijnlijke antwoord
op de vraag: “Wat is de verteltijd?”
A
295 pagina’s
B
32 dagen
C
19e eeuw
Slide 17 - Quiz
Wat beschrijf je als er wordt
gevraagd naar de setting
van een verhaal?
A
de tijd
B
de ruimte
C
tijd en ruimte
D
tijd, ruimte en thema
Slide 18 - Quiz
Welke dingen gebruiken wetenschappers om de literariteit
te beschrijven?
A
originaliteit, diepere laag, stijl, onvoorspelbaarheid
B
originaliteit, diepere laag, creativiteit, onvoorspelbaarheid
C
originaliteit, symbolen, stijl,onvoorspelbaarheid
D
tijd, ruimte en thema
Slide 19 - Quiz
Slide 20 - Video
Wat is de volgorde
van dit verhaal?
A
ab ovo
B
in medias res
C
post rem
Slide 21 - Quiz
More lessons like this
literaire begrippen
September 2023
- Lesson with
16 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 5
literaire begrippen Frencken
October 2023
- Lesson with
16 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 5
literaire begrippen
September 2022
- Lesson with
18 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 5
Literaire begrippen - H4
November 2024
- Lesson with
31 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 5
verhaalanalyse 1
December 2019
- Lesson with
14 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 4
Literaire begrippen - V4
November 2024
- Lesson with
17 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 5
5h literaire begrippen herhaling
September 2022
- Lesson with
20 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 5
verhaalanalyse 1
May 2023
- Lesson with
20 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 4