Grammatica: werkwoordelijk gezegde

Grammatica
Werkwoordelijk gezegde
1 / 46
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 2,3

This lesson contains 46 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Grammatica
Werkwoordelijk gezegde

Slide 1 - Slide

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
Wat zijn werkwoorden? Het werkwoordelijk gezegde bestaat alleen uit werkwoorden; dus: de persoonsvorm plus alle andere werkwoorden die in de zin staan. Is er alleen een persoonsvorm, dan is dat ook een werkwoordelijk gezegde. 

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Opdracht
Schrijf het werkwoordelijk gezegde op onder de zin. 

Slide 4 - Slide

De atleet wilde zijn best doen.

Slide 5 - Open question

De jongens gingen een rondje hardlopen.

Slide 6 - Open question

Zouden we die vuurpijl wel afsteken?

Slide 7 - Open question

Hij liep de honderd meter in twaalf seconden.

Slide 8 - Open question

De dokter wilde de patiënt helpen.

Slide 9 - Open question

De buren vonden dat verschrikkelijk.

Slide 10 - Open question

Ze wilden meteen een klacht indienen.

Slide 11 - Open question

Misschien zou de dokter dan wel willen helpen

Slide 12 - Open question

Ze wilden meteen een klacht indienen.

Slide 13 - Open question

Misschien zou de dokter dan wel willen helpen.

Slide 14 - Open question

Gelukkig gebeurde dat ook.

Slide 15 - Open question

De buren hadden de buurman goed geholpen.

Slide 16 - Open question

Hij heeft zijn fiets gemaakt

Slide 17 - Open question

Rick kan heel goed knutselen.

Slide 18 - Open question

Later zal hij wel fietsenmaker worden

Slide 19 - Open question

Zijn zusje kan goed borduren.

Slide 20 - Open question

Ze heeft al veel mooie dingen gemaakt.

Slide 21 - Open question

Dat heb ik nog niet zo vaak gezien.

Slide 22 - Open question

Na haar werk gaat ze graag winkelen.

Slide 23 - Open question

Dan koopt ze vaak borduurgaren.

Slide 24 - Open question

Dan kan ze altijd goed gebruiken.

Slide 25 - Open question

Ze borduurt al heel lang.

Slide 26 - Open question

Heeft u dat ook gezien?

Slide 27 - Open question

Vader verfde het kippenhok groen en geel.

Slide 28 - Open question

Dat meisje heeft wel een uur gehuild.

Slide 29 - Open question

Ze moest van moeder gaan slapen.

Slide 30 - Open question

Toch wilde ze niet gaan slapen.

Slide 31 - Open question

Die rozen hebben prachtig gebloeid.

Slide 32 - Open question

We zijn gisteren naar het bos geweest.

Slide 33 - Open question

Ik vind spruitjes niet zo lekker.

Slide 34 - Open question

Toch moet ik ze van mijn vader opeten.

Slide 35 - Open question

Kleine Ton mag zelf zijn boterham smeren.

Slide 36 - Open question

Heb jij je hand aan een lucifer gebrand?

Slide 37 - Open question

De jager heeft twee grote konijnen geschoten.

Slide 38 - Open question

De molenaar maalde het graan tot meel.

Slide 39 - Open question

De oude kapper had iedereen voor weinig geld geknipt.

Slide 40 - Open question

Ze hebben er dus niet veel voor betaald.

Slide 41 - Open question

De kinderen hebben heerlijk gezwommen.

Slide 42 - Open question

Ze gaan vaak in zee zwemmen.

Slide 43 - Open question

Ook liggen ze graag in de zon.

Slide 44 - Open question

Ze hebben zich goed met zonnebrandolie ingesmeerd.

Slide 45 - Open question

Tegen vijf uur gaan ze altijd naar huis.

Slide 46 - Open question