Les 8 socova

Les 8 socova
1 / 44
next
Slide 1: Slide
CommunicatieMBOStudiejaar 1

This lesson contains 44 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Les 8 socova

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Wat gaan we doen?
Terugblik vorige les ( oefenen casus)
De grote SOCOVA kennis Quiz; wat weet jij nog?
Luister puzzel
Evaluatie en Feedback voor de lessen en de docent
Communicatie test! Wat is jouw stijl

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Gesprekstechnieken

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Bespreken voorbereiding gesprek
Pak allemaal het observatie formulier voor je
Ik ga jullie nu laten zien hoe je een informatief gesprek zou kunnen aanpakken/uitvoeren.
Aan jullie de taak: doe ik het goed? Welke puntjes hebben jullie opgeschreven die je herkent in het voorbeeld?
 Tip : zo zal ook de eind toets zijn in Periode 2 ;)

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

23 quizvragen!
We gaan aan de hand van lesson up de quiz spelen,
Score wordt bijgehouden en kleinigheidje voor de top 5 van de klas!

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Om welke 3 dingen gaat het bij het communicatiemodel?
timer
0:15
A
Zender, observeren, doorgeven
B
Observeren, boodschap, doorgeven
C
Zender, boodschap, ontvanger
D
Ontvanger, boodschap, doorgeven

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Wat valt niet onder non-verbale communicatie?
A
je houding en mimiek
B
woorden en zinnen
C
je kledingstijl

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Gebarentaal behoort tot...
A
verbale communicatie
B
non-verbale communicatie

Slide 12 - Quiz

Non-verbaal betekent: zonder woorden. In gebarentaal is feitelijk elk gebaar een onuitgesproken woord met vaste betekenis. In de menselijke communicatie geeft de non-verbale communicatie vaak de doorslag.
lees de casus:
Suzan werkt op een dagopvang voor verstandelijk gehandicapten. Sjoerd is haar collega. Suzan vind Sjoerd maar een sloddervos. Hij laat van alles slingeren. Vandaag ook weer. Ze werpt Sjoerd een boze blik toe en zuchtend ruimt ze de restanten van de activiteit van die morgen op. Sjoerd ziet het en denkt dat Suzan boos kijkt omdat de bezem een beetje kapot is. Hij zegt: "Vervelend dat de spullen hier altijd kapot zijn he? We moeten nodig nieuwe inkopen doen.." 

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Op welke manier 'codeert' Suzanne haar boodschap?
A
met een zucht en een boze blik
B
met een opmerking over de bezem
C
door Sjoerd een berichtje te sturen

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Er is sprake van RUIS in het gesprek. Wat is de oorzaak van de ruis?
A
Sjoerd decodeert de boodschap verkeerd.
B
Sjoerd kan Suzanne niet zo goed zien.
C
Er zijn harde geluiden in de activiteitenruimte waardoor de boodschap niet goed overkomt.
D
het is alleen externe ruis

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Wie is de zender in deze casus?
A
Suzan
B
Sjoerd
C
Suzan en Sjoerd zijn allebei een keer zender

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Het gebruik van stop woordjes is een voorbeeld van:
A
Verbale communicatie
B
Non verbale communicatie
C
Meta communicatie

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Nesim vraagt aan Lorenzo hoe het met hem gaat. Lorenzo heeft een koptelefoon op, geeft geen antwoord, staat op en loopt weg. Nesim blijft verbaasd achter.
A
Eenzijdige communicatie
B
Tweezijdige communicatie
C
communicatie op inhoudsniveau
D
Communicatie op Betrekkingsniveau

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

psychologische ruis:
Ieder mens hoort een boodschap op zijn eigen manier aan. We hebben namelijk allemaal onze eigen verwachtingen en ideeen. We zijn allemaal op onze eigen manier gevormd, en hebben verschillende waarden en normen. 
Dit noem je: REFERENTIEKADER!

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Herrie op de gang is een voorbeeld van...
A
externe ruis
B
interne ruis
C
psychologische ruis
D
semantische ruis

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Anna loopt voor het eerst stage. Tijdens het inwerken wordt ze begeleid door Franklynn. Hij vraagt haar om bij de cliënt na te gaan welke appèlwaarde de groepsactiviteit in de woonkamer heeft voor deze client. Anna heeft hier nog nooit van gehoord. Ze begrijpt niet wat er van haar verwacht wordt. De boodschap van Franklynn is daardoor niet goed overgekomen.
A
Sprake van Externe Ruis
B
Sprake van Semantische ruis
C
Sprake van Psychologische ruis

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Denise zegt dat het goed gaat met haar. terwijl zij dit zegt trilt ze met haar been en kijkt ze argwanend om zich heen van links naar rechts
A
Communicatie is Congruent
B
Communicatie is Incongruent
C
ze communiceert met psychologische ruis
D
Ze communiceert met externe ruis

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

interpreteren ( subjectief waarnemen)
Interpreteren is het datgene dat je vaak automatisch na observeren doet. 
Je geeft betekenis aan wat jij ziet en dat is subjectief. 
Op het moment dat jij iemand zijn ogen tranig ziet worden, 
interpreteer jij dit door in te schatten dat iemand emotioneel is.
Wanneer je hier een oordeel aangeeft ( wat een aansteller) maak je een vooroordeel over iemand.

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Waardoor wordt je referentiekader gevormd?
A
door je opvoeding en leefsituatie
B
door je ideeën en gewoonten
C
door je normen en waarden
D
alle antwoorden zijn juist

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Waarnemen is hetzelfde als interpreteren
A
Waar
B
Niet waar

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

Naast je lichaamshouding wat heeft nog meer invloed op de communicatie?
A
De ruimte
B
het tijdstip
C
Onbewuste zaken
D
Alle drie

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een juist voorbeeld van zeggen en benoemen, wat je observeert/ziet.
A
Wat zit je haar leuk!
B
Ik zie dat het je raakt
C
Sorry ik heb het druk
D
Ik kom zo naar je toe.

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

Door samen te vatten ga je interpreteren ( oordeel, aannames) tegen
A
Nee dat creëert alleen maar verwarring
B
Ja daarmee controleer je of je het goed hebt begrepen
C
nee, je herhaald alleen maar

Slide 28 - Quiz

This item has no instructions

SOORTEN VRAGEN
- open vragen                              (Wat heb je gisteren gedaan?)
- reflecterende vragen             (Wat verwacht je ervan?)
- indirecte vragen                       (Ik zou willen weten of je mee gaat)
- gesloten vragen                       (Heb je een computer bij je?)
- suggestieve vragen                (Dat vind jij toch ook niet leuk?)
- directe vragen                           (Ben je blij met je studiekeuze?)

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Wat voor vraag is dit?

Wat heb je gisteren gedaan?
A
open
B
indirect
C
reflecterend
D
suggestief

Slide 30 - Quiz

This item has no instructions

Waar staat de afkorting OMA voor?
A
Vooroordelen, Meningen, aanspreken
B
Oordelen, Mengen, Aanspreken
C
Oordelen, Moeten, Aannames
D
Oordelen, meningen, Aannames

Slide 31 - Quiz

This item has no instructions

Wat voor vraag is dit?

Wat had je ervan verwacht?
A
gesloten
B
reflecterend
C
suggestief
D
direct

Slide 32 - Quiz

This item has no instructions

Waar staat de afkorting DIK voor?
A
Denken in Kansen
B
Denken in Klinkers
C
Druk in Klachten
D
Denken in Keuzes

Slide 33 - Quiz

This item has no instructions

Wat voor vraag is dit?

Dat vind jij toch ook niet leuk?
A
direct
B
indirect
C
suggestief
D
reflecterend

Slide 34 - Quiz

This item has no instructions

Wat is dit voor vraag?

Ben je voor of tegen?
A
suggestief
B
gesloten
C
Keuze
D
indirect

Slide 35 - Quiz

This item has no instructions

Dus als ik het goed begrijp vind u het moeilijk als ik u help, klopt dat?
Dit is een voorbeeld van
A
luisteren
B
Samenvatten
C
Doorvragen
D
LSD techniek

Slide 36 - Quiz

This item has no instructions

Je zit in een restaurant met een vriendin iets te drinken aan een 2 persoonstafeltje
A
dit is de persoonlijke zone
B
dit is de sociale zone
C
dit is de publieke zone
D
dit is de intieme zone

Slide 37 - Quiz

This item has no instructions

Bij het communicatie gaat het om
A
Aandacht geven aan elkaar
B
Luisteren naar elkaar
C
Duidelijk een boodschap overbrengen
D
Uitwisselen van informatie

Slide 38 - Quiz

This item has no instructions

Einde van de quiz!
Prijsje voor de Winnaars! #top5

Slide 39 - Slide

This item has no instructions

Kun jij alle luistertips ontdekken?

Slide 40 - Slide

This item has no instructions

nu mogen jullie feedback geven aan mij
Ga naar teams en vul het formulier zo uitgebreid mogelijk in.
Klaar? lever het in.

Slide 41 - Slide

This item has no instructions

Slide 42 - Slide

This item has no instructions

Slide 43 - Slide

This item has no instructions

opdracht boek : Oriëntatie Communicatie in de zorg
Boek: communicatie & begeleiden VP
Module 1 communicatie in de zorg
orientatie communicatie in de zorg
Lees de casus in de theorie rustig door 
en maak hierna de 
4 bijbehorende vragen.


Slide 44 - Slide

extra bij tijd over.