Enrico voorbereiding toets grammatica h1 en h2

Voorbereidingen toets grammatica h1 en h2
Wat moet je kunnen en kennen voor de toets?
Zinsdelen herkennen, benoemen en bedenken.
Het verschil tussen hoofdzin en een bijzin
Enkelvoudige en samengestelde zinnen
Woordsoorten benoemen, ww, znw, lw, bnw, vz

1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

This lesson contains 17 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Voorbereidingen toets grammatica h1 en h2
Wat moet je kunnen en kennen voor de toets?
Zinsdelen herkennen, benoemen en bedenken.
Het verschil tussen hoofdzin en een bijzin
Enkelvoudige en samengestelde zinnen
Woordsoorten benoemen, ww, znw, lw, bnw, vz

Slide 1 - Slide

Zinsdelen
pv = zet de zin in een andere tijd, het ww dat verandert is de pv
o = Wie/wat +pv? Het antwoord is het onderwerp
wwg =  pv + alle andere ww in de zin, dit kunnen er heel veel zijn
lv = wie/wat + wwg + o? Het antwoord is het lijdend voorwerp
mw = Wie/wat + wwg + o + lv? Het antwoord is het meewerkend voorwerp. Je kunt ook vragen aan wie of voor wie.
bwb = alle rest zinsdelen

Slide 2 - Slide

Extra oefenen
Je kunt nog extra oefenen in Learnbeat.
Blok 9 korte cursus zinsontleden.

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Link

Slide 5 - Link

Slide 6 - Link

Slide 7 - Link

Slide 8 - Link

Slide 9 - Link

Een enkelvoudige zin en een samengestelde zin
In een enkelvoudige zin heb je maar 1 pv
Joep loopt naar school.   de pv =  loopt

In een samengestelde zin heb je meer pv's en onderwerpen.

Joep loopt naar school, terwijl hij zijn pyjama draagt.  
    o        pv                                              o                               pv
 

Slide 10 - Slide

Hoofdzin en bijzin
Hoe herken je een hoofdzin?
Het belangrijkste deel van een samengestelde zin heet een hoofdzin.
Het andere deel heet de bijzin.
De bijzin kun je weglaten, de hoofdzin niet.

In een hoofdzin staan het onderwerp en de persoonsvorm naast elkaar.
In een bijzin staan ze niet naast elkaar, of kun je er het woordje "niet" tussen zetten.

Joep loopt naar school, terwijl hij zijn pyjama draagt. 
  o         pv                                               o                             pv

Joep loopt naar school.     Hier staat het onderwerp naast de persoonsvorm, dit is de hoofdzin
Terwijl hij zijn pyjama draagt. Hier staat 'zijn pyjama'   tussen het onderwerp en de persoonsvorm, dit is een bijzin.
Je kunt dit oefenen in Learnbeat blok 1 grammatica E en F

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Link

Woordsoorten
In de vorige dia's heb je geoefend met zinsdelen.
In de volgende dia's gaan we oefenen met alle woord apart benoemen.
Een beetje lastig om alles door elkaar te zien, maar ik kan het niet meer veranderen.

Slide 13 - Slide

Welke woordsoorten moet je herkennen?
- werkwoord => dit is een doe-woord. je kunt een ww vervoegen. Dat wil zeggen, je kunt er een ik-vorm/ hij-vorm van maken.
- zelfstandig naamwoord (znw)  => dingen, dieren, mensen, planten, eigennamen en begrippen.
dingen = computers, stoelen, tafels, kaars, schutting
dieren = koe, paard, ezel
mensen = bakker, docent, schilder
planten = eik, palmboom, gerbera
eigennamen = Enrico, Babet
begrippen = liefde, verdriet
Je kunt voor een znw een lidwoord (de/het/een) zetten.
- lidwoord (lw) = de het een, maar ook 't en 'n
- bijvoeglijk naamwoord (bnw)  = zegt iets over een zelfstandig naamwoord..     De rode auto.  rode zegt iets over auto
                                                                                                                                                                            bnw
- voorzetsel = dit zijn 'kast'woorden, op (de kast), naast (de kast), in (de kast).  Maar ook ... de vakantie, tijdens (de vakantie)

Slide 14 - Slide

Zelf oefenen
Maak de opdrachten van grammatica blok 2 D.


Slide 15 - Slide

Slide 16 - Link

Slide 17 - Link