Inkomsten en Uitgave

1 / 13
next
Slide 1: Slide
InformaticaPraktijkonderwijsLeerjaar 4

This lesson contains 13 slides, with text slides and 1 video.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Benoemen dat dit ik vragen kan gaan stellen die persoonlijk kunnen zijn. Als een leerling hier geen antwoord op wilt geven dan is dat helemaal niet erg!

Ook benoemen dat leerlingen deze vragen ook aan mij mogen stellen :)
Leerdoel
Ik weet wat inkomsten en uitgaven zijn
Ik weet wat een budgetplan is en hoe ik die moet invullen

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Inkomsten en uitgaven

In deze les ontdek je waar jij geld aan uitgeeft en hoeveel geld je elke maand binnenkrijgt. Door een overzicht te maken van je inkomsten en uitgaven kun je slimme keuzes maken.

Jong geleerd is oud gedaan.

Slide 3 - Slide

Benoemen dat dit ik vragen kan gaan stellen die persoonlijk kunnen zijn. Als een leerling hier geen antwoord op wilt geven dan is dat helemaal niet erg!
Ook benoemen dat leerlingen deze vragen ook aan mij mogen stellen :)

Slide 4 - Video

This item has no instructions

Wat voor soort inkomsten hebben jullie?

waar geven jullie je geld aan uit?

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Inkomsten en uitgaven
Inkomsten is het geld dat je ontvangt in een bepaalde periode. Inkomsten kunnen zakgeld of kledinggeld zijn, maar ook loon dat je krijgt voor je bijbaan. 

Aan de andere kant hebben we uitgaven. Uitgaven zijn de kosten die je maakt in een bepaalde periode. Als je een broodje of een kledingstuk koopt dan zijn dat uitgaven. 


In een kledingwinkel koop je kleding. Als je een broek van 60 euro koopt en een t-shirt van 20 euro dan zijn je uitgaven aan kleding 80,- euro.
Vanaf je 15e mag je werken. Je kunt bij een supermarkt aan de slag om vakken te vullen. Voor jouw werk krijg je inkomsten. Stel dat je in een maand 70,- euro met je bijbaan verdient en 15,- euro van je ouders als zakgeld krijgt dan zijn je inkomsten die maand 85,- euro.

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Vaste lasten
Vaste lasten zijn terugkerende, vaste uitgaven die je meestal maandelijks moet betalen. 

Huur
Abonnement
Verzekeringen

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

zakgeld behoort tot...
Zakgeld behoort tot.....
Inkomsten
Uitgaven

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Sparen
Als je inkomsten hoger zijn dan je uitgaven dan hou je geld over. Dit geld kun je verzamelen zodat je na verloop van tijd genoeg geld hebt om een dure aankoop te doen. Dit noem je sparen.


Inkomsten
50 euro
Uitgaven
40 euro
Sparen
10 euro

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Sparen jullie, hebben jullie een doel om voor te sparen?

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Maar hoe weet je nou of je kunt sparen of dat je te veel uitgeeft? Dit kun je doen door een overzicht van je inkomsten en uitgaven te maken. 

Bugetplan/kasboekje

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Aan de slag! :)

Slide 12 - Slide

opdracht 3 kasboekje maken 
Maakt geld gelukkig?

Slide 13 - Slide

This item has no instructions