cours du 26 mai 3h1

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 4

le 26 mai 3h1

Devoirs 3h1

- Fais 6f (p. 62-63)

- Fais 8c (p. 66)

- apprends passé composé (p. 134):

  - présent être & avoir (p. 132)

  - wanneer être/avoir (aantekening -->       komen/gaan)

  - onregelmatige voltooiddw (p. 132-133)

  - regelmatige voltooiddw (p. 134 -er --> é)

  - als je met être vervoegd (-/+e/+s/+es)

le 26 mai

- mini-test passé composé

- corriger 6f (p. 62-63) & 8c (p. 66)

- l'imparfait + Kahoot

- verbuga.eu

mini-test

1. Geef de tu, on en ils vormen van être 

2. Geef de je, nous en vous- vormen van avoir.

3. Geef het voltooiddeelwoord van het regelmatige werkwoord bouger.

4. Wanneer gebruik je être als hulpwerkwoord?

5. Geef het onregelmatige voltooiddeelwoord van venir.

6. Geef het onregelmatige voltooiddeelwoord van savoir.

7. Geef het onregelmatige voltooiddeelwoord van dire.

8. Je hebt met être vervoegd. Wanneer komt er +e /+s/+es achter het voltooiddeelwoord?

9.Komt er iets achter het volgende voltooiddeelwoord (zo ja, wat?): elle a pris...

mini-test réponses

1. Geef de tu, on en ils vormen van être  > es, est, sont

2. Geef de je, nous en vous- vormen van avoir. > ai, avons, avez

3. Geef het voltooiddeelwoord van het regelmatige werkwoord bouger. > bougé

4. Wanneer gebruik je être als hulpwerkwoord? > bij vormen van komen/gaan

5. Geef het onregelmatige voltooiddeelwoord van venir. >  venu

6. Geef het onregelmatige voltooiddeelwoord van savoir. > su

7. Geef het onregelmatige voltooiddeelwoord van dire. > dit

8. Je hebt met être vervoegd. Wanneer komt er +e /+s/+es achter het voltooiddeelwoord?

> als het onderwerp vrouwelijk is +e, meervoud +s, vrouwelijk én meervoud +es

9.Komt er iets achter het volgende voltooiddeelwoord (zo ja, wat?): elle a pris...
> niks, met "avoir" ben je "klaar" 

corriger 6b (p. 60)

1. de l', de la, du

2. du, des

3. de la

4. de l', du

5. des

6. du, de l'

7. du, de la, des

8. du

corriger 6b (p. 60)

1. de l', de la, du

2. du, des

3. de la

4. de l', du

5. des

6. du, de l'

7. du, de la, des

8. du

imparfait

- explication

- apprendre les formes de NOUS

- Kahoot

ga naar Verbuga.eu

• Kies ALTIJD Nederlands - Frans
• Kies ALTIJD één REGELMATIG werkwoord (CHERCHER bijvoorbeeld)
•  Kies dan wat jij het lastigste vindt:
     - présent onregelmatige werkwoorden (p. 132-133)
     - passé composé (kies onregelmatige ww p. 132-133 & ARRIVER &     
        CHERCHER)
     - imparfait (kies onregelmatige ww p. 132-133 & CHERCHER)
• uitdaging? Combineer bovenstaande punten.
• Wil je nog meer? Vraag Mevrouw De Gooijer voor iets nieuws.
  
  

compétition lyrics trainer

3h1: 338 points

3h2:  740 points

4H:  520 points

Devoirs 3h1

SO

- voc C & D

- onregelmatige ww p. 133

- imparfait (p. 135)

- passé composé (p. 134 & onregelmatige vormen p. 132-133)

- ontkenning (p. 124)

- delende lidwoorden p. (p. 123)

PW op 5 juni

Devoirs 3h2*

- Fais 6f (p. 62-63)

- Fais 8c (p. 66)

- apprends passé composé (p. 134)*:

   - présent être & avoir (p. 132)

   - wanneer être/avoir (komen/gaan)

   - onregelmatige voltooiddw (p. 132-133)

   - regelmatige voltooiddw (p. 134 -er --> é)

    - als je met être vervoegd (-/+e/+s/+es)

* facultatief (niet verplicht), we kijken het in deze les na

SO (komende les!!)

- voc C & D

- onregelmatige ww p. 133

- imparfait (p. 135)

- passé composé (p. 134 & onregelmatige vormen p. 132-133)

- ontkenning (p. 124)

- delende lidwoorden p. (p. 123)

PW : 2 juni

le 19 mai

       

      DU

       

    DE L'

       

    DE LA

       

     DES

1.  les gens > je vois ... gens. 

2. La tarte > je prends ... tarte.

3. l'eau > je bois ... eau.

4. Le café > je bois ... café.

5. Je mange ... pain.

6. Je prends ... pralines. (bonbons)

7. Je bois ... limonade.

8. Je veux manger ... orzo.

9. Je prends ... oranges. (sinasappels)

10. Ik drink thee.

11. Ik neem vlees. 

12. Ik eet kersen.

13. Ik verdien geld.

14. ik tennis (ik doe tennis).

15. ik dans (ik doe dansen).

corrige 1c (p. 48)

tu fais

1. Vous avez une réservation?

2. Qu’est-ce que vous choisissez comme entrée ?

3. Vous allez prendre un apéritif ?

4. Comme garniture, vous voulez des pomme de terres nouvelle cuites ou des pommes frites ?

5. Qu’est-ce que vous désirez comme plat principal ?

6. Est-ce que ta mère veut un café crème ou un café noir ?

7. La cuisson pour l’entrecôte : bleue, saignante, à point, très cuite ?

8. Vous payez avec du liquide ou avec une carte bancaire ?

9. Vous voulez boire quelque chose ?

10. Merci, bonne journée !

11. Qu’est-ce que vous prenez comme dessert ?

12. Vous avez fini ?                                  13. Vous avez aimé ?                                  

14. Vous êtes combien ?                        15. Je peux prendre votre commande ?

16. D’accord, du vin blanc, je vous apporte un verre ?

17. Vous êtes tout(e) seul(e) ?

le 19 mai

le 19 mai