M1 Werkwoordspelling: les 1 PV-tt

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t, mavo
• Leerjaar 1

Lidwoord en zelfstandig naamwoord

.
 

Lidwoord en zelfstandig naamwoord

• herhalen pv-tt & Bespreken huiswerk
• Uitleg C7: Ww-spelling sterke & zwakke ww
• Oefenen
• Plan een reis!

Programma vandaag:

Persoonsvorm tegenwoordige tijd:
(onthouden) ... jij dat tot morgen?

1. onthoud
2. onthoudt
3. onthield
4. onthouden

Persoonsvorm tegenwoordige tijd

1. Hij onthoud
2. Hij onthoudt

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
De overvaller (beroven) het gezin.

1. berooft
2. beroofd

Persoonsvorm tegenwoordige tijd:
Dat (gebeuren) beslist niet!

1. gebeurt
2. gebeurd

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
Ik (worden) morgen 13 jaar.

1. wort
2. word
3. wordt

Huiswerk

Cursus 7 §8 PV-tt 

(blz. 239)

Opdracht 3 t/m 6 af

Lidwoord en zelfstandig naamwoord

• PW werkwoordspelling (april)
  
• PW Lezen (pww 2)
• Presentatie (mei/juni)

Leesboek lezen - boekopdracht

2 projecten

Periode 3:

Lidwoord en zelfstandig naamwoord

Cursus 7: Werkwoordspelling

Cursus 7 - §8: PV tt - Leerdoel 

• Je kunt de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd  goed spellen.
  

Hoe kun je de persoonsvorm in een zin vinden?

Persoonsvorm tegenwoordige tijd

Zo spel je de persoonsvorm tegenwoordige tijd (pvtt):

ik-vorm	ik werk, werk jij ?	ik loop, loop jij ?
ik-vorm + t	hij/zij/het/jij werkt	hij/zij/het/jij loopt
Hele werkwoord	wij/jullie/zij werken	wij/zij/jullie lopen

Persoonsvorm tegenwoordige tijd

Vanmiddag ____ (breken) het zonnetje door.

1. Wat is het onderwerp? 
2. Kun je dat vervangen door ik/jij/hij/wij/zij?
3. Pas de juiste regel toe.

 

ik-vorm (stam)	ik werk, werk jij ?	ik loop, loop jij ?
ik-vorm + t	hij/zij/het/jij werkt	hij/zij/het/jij loopt
Hele werkwoord	wij/jullie/zij werken	wij/zij/jullie lopen

Persoonsvorm tegenwoordige tijd

1.  Je _____ (raden) nooit wie ik gisteren tegenkwam.
2. Die regel  ____ (gelden) ook voor jou.
3. Als je je niet insmeert, ____ (verbranden) je in de Spaanse zon levend.

Sterke en zwakke ww - par. 9

Leerdoel:

Je weet het verschil in zwakke en sterke werkwoorden.

Sterke en zwakke ww - par. 9

Zwakke werkwoorden: veranderen in de verleden tijd niet van klank. (wandelen, vertellen)

Sterke werkwoorden: veranderen wél van klank. (lopen, zitten)

Je spelt ze in de verleden tijd anders.

Oefenen §9 sterk en zwak

Wat: Opdr. 1 en 2 (blz. 240 in je boek)

Hoe: Zelfstandig

Nodig: Boek, schrift en pen

Geluid: Stilte, oortjes in mag

Tijd: 10 minuten

Hulp: Docent (steek je hand op)

Klaar: Maak opdracht 3

Wat gaat hier mis?

Persoonsvorm tegenwoordige tijd:
(onthouden) ... jij dat tot morgen?

1. onthoud
2. onthoudt
3. onthield
4. onthouden

Persoonsvorm tegenwoordige tijd

1. Hij onthoud
2. Hij onthoudt

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
De overvaller (beroven) het gezin.

1. berooft
2. beroofd

Persoonsvorm tegenwoordige tijd:
Dat (gebeuren) beslist niet!

1. gebeurt
2. gebeurd

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
Ik (worden) morgen 13 jaar.

1. wort
2. word
3. wordt

Huiswerk

Cursus 7 §8 PV-tt 

(blz. 239)

Opdracht 3 t/m 6 af

Evaluatie

Kun jij de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd goed spellen?

Kun jij de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd goed spellen?

😒🙁😐🙂😃