4.4 Momenten (opg.20-22)

• Natuurkunde
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 4

4.4 Momenten

4.4 Momenten

• We tekenen niet meer alle krachten vanuit hetzelfde punt.
• Het aangrijpingspunt is nu belangrijk.
• Het moment (de 'draaikracht') is kracht x arm (in Nm).
• De arm van een kracht bepaal je met een geodriehoek.

Wat is de arm van een kracht?

De eenheid van moment is

1. M
2. N.m
3. N/m
4. m/N

Op een draaibaar voorwerp werkt één kracht waarvan de werklijn door het draaipunt gaat. Wat gebeurt er?

20a. Het moment van F1 is

1. 0 M
2. 0 Nm
3. 15 Ncm
4. 15 Nm

20a. Het moment van F3 is

1. 15 N
2. 15 Nm
3. 18 N
4. 18 Nm

Sleep:

Rechtsom

Linksom

Geen draaiing

F 1

F 2

F 3

F 4

21. Zet in de goede volgorde.

Het grootste moment rechts

Opgave 22-23: De ophaalbrug

Welk kracht is groter?

1. Kracht A
2. Kracht B

22. Trommel

• Door kracht A van de mens trekt kracht B aan de kabel.
• Beide draaien links om de as van de trommel (groen).
• De momenten zijn gelijk dus is kracht A kleiner doordat de arm groter is.

Welk moment is groter?

1. Moment B
2. Moment D

22. Brugdek

• De kabel trekt met dezelfde kracht aan het brugdek.
• Het brugdek draait links om punt E.
• Kracht D heeft een grotere arm dan kracht B en dus een groter moment dan kracht B.

Zijn er nog vragen?

Huiswerk

Maak opgaven 23, 24 en 25 in jouw schrift

en lever foto's hiervan in op de classroom opdracht.