This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Hoofdstuk 4: sociale categorisatie
Slide 1 - Slide
Sociale categorisatie
Slide 2 - Mind map
Slide 3 - Drag question
Slide 4 - Drag question
Slide 5 - Drag question
Sociale categorisatie is...
het proces waarbij mensen anderen en zichzelf gaan indelen in sociale groepen:
geslacht
leeftijd
ras
beroep
opleidingen
voorkeuren
Slide 6 - Slide
De indeling helpt ons om...
snel en efficiënt informatie te verwerken over anderen
te bepalen hoe we ons in sociale situaties moeten gedragen
MAAR: We maken eens menselijke fouten (valkuilen)
Slide 7 - Slide
Valkuilen
1. Vooroordelen en stereotypering
2. Zelfvervullende voorspellingen
3. Sociale beïnvloeding/sociale manipulatie
Slide 8 - Slide
Valkuil 1: Vooroordelen en stereotypering
Slide 9 - Slide
Vooroordeel
is een mening/oordeel die mensen bij voorbaat in hun hoofd hebben over andere (groepen) mensen, zonder te weten of het wel klopt met de feiten
Sociaalpsychologen noemen het een ‘affectief construct’
Het is een foutieve manier van denken die dikwijls uitgaat van één kenmerk dat veralgemeend wordt.
Een vooroordeel leidt ofwel tot éénzijdig positieve of éénzijdig negatieve oordelen over de persoon of de groep personen.
Stereotype
is een bepaald verondersteld, overdreven kenmerk van een groep zeer sterk benadrukken en dit kenmerk toeschrijven aan alle leden van die groep
Sociaalpsychologen noemen het een ‘constructie in ons denken / cognitief construct’
In de sociale psychologie maakt men een onderscheid tussen het auto-stereotype en hetero-stereotype
Slide 10 - Slide
Auto-stereotype:
de stereotype mening over de eigen groep
mening is vrijwel altijd positief.
Hetero-stereotype:
de stereotype mening over de andere groep
mening is meestal negatief
Slide 11 - Slide
Wat is nu het verschil tussen een stereotype en een vooroordeel?
Een stereotype is een vaststaand beeld of idee over een groep mensen, terwijl een vooroordeel een emotioneel en vaak negatief oordeel is, gebaseerd op dat stereotype, zonder de persoon in kwestie te kennen. Het stereotype is dus het "hoe" van het beeld (bv. 'alle Duitsers houden van bier'), terwijl het vooroordeel de reactie daarop is (bv. 'ik vertrouw een Duitser niet met mijn geld').
GEVAAR: Vooroordelen en stereotypering kunnen leiden tot discriminatie
Slide 12 - Slide
OPDRACHT
Bekijk het fragment ‘Wat verbergen Moslims voor je’ en leg de link tussen vooroordeel en stereotypering.
Slide 13 - Slide
Slide 14 - Video
OPDRACHT
Bekijk het sociaal experiment ‘Zwart als roet’.
Beantwoord volgende vragen in de cursus.
Slide 15 - Slide
Slide 16 - Video
Welke vooroordelen zien we naar voren komen?
Onbewuste vooroordelen ten opzichte van huidskleur. De fietsdieven zijn alle drie een half uur bezig met het stelen van een fiets. De meeste mensen vergelijken zich met de blanke jongen die er voor sommigen als ‘een vader’ uitziet, terwijl ze de donkere jongens als ‘verdachte’ of ‘gevaarlijk’ waarnemen.
Slide 17 - Slide
Wat wordt er bedoeld met ‘wit privilege’?
Betekent dat blanke mensen in het alledaagse leven genieten van onzichtbare en grotendeels onbesproken voordelen op basis van hun huidskleur. Het voorrecht om blank te zijn is vaak zo vanzelfsprekend dat het (blanke mensen) niet opvalt.
Slide 18 - Slide
OPDRACHT LOGBOEK
5 punten
Maak een mogelijk stereotypering over jezelf.
Je maakt zowel een auto- als hetero-stereotype.
Reflecteer over de vraag (ongeveer 10 zinnen):
"Hoe zou jij je voelen moesten de anderen continu dit oordeel over je vellen? "
Slide 19 - Slide
Slide 20 - Slide
Valkuil 2: Zelfvervullende voorspellingen
Slide 21 - Slide
Zelfvervullende voorspellingen
Het begrip zelfvervullende voorspelling is vertaald uit het Engels, Self-fulfilling prophecy
Het wordt in de sociale psychologie gebruikt om aan te geven dat als iemand die iets voorspelt of verwacht, die voorspelling of verwachting ook uitkomt, simpelweg omdat de persoon gelooft dat dat zal gebeuren
Slide 22 - Slide
OPDRACHT
Bekijk het onderzoek over het experiment ‘Pygmalion in classroom’. Dit onderzoek werd uitgevoerd door Robert Rosenthal en Leonore Jacobson in 1968. Zij onderzochten in hoeverre de verwachtingen van docenten invloed hebben op de prestaties van leerlingen.
Beantwoord de onderstaande vragen.
Slide 23 - Slide
Slide 24 - Video
Wat hield het experiment precies in?
Zij namen een I.Q.-test af bij leerlingen uit een klas van een basisschool in Californië. Vervolgens besproken Rosenthal en Jacobson met de docenten van die klas enkele leerlingen waarvan je op basis van de I.Q.-test mag verwachten dat zij snel zouden groeien op intellectueel gebied: zij zouden dus relatief goed gaan presteren. In werkelijkheid ging het om willekeurig gekozen leerlingen. Aan het einde van het schooljaar werd er weer een I.Q.-test afgenomen bij de klas.
Bij de uitslag van de tweede I.Q.-test bleek dat alle kinderen vooruit waren gegaan, maar de leerlingen waarover was gezegd dat zij een relatief goed zouden gaan presteren waren opvallend méér vooruit gegaan.
Slide 25 - Slide
Wat waren de conclusies van het onderzoek?
Uit het onderzoek kwam dus naar voren dat de verwachtingen die docenten hebben, invloed hebben op de resultaten van leerlingen.
Uit verder onderzoek blijkt dat de verwachtingen van docenten via verbale en non-verbale communicatie overgebracht worden op het kind.