4H Frans 30-03-2020

H4 Frans 31-03-2020
1. Bonjour! Comment ça va?
2. Online werken. (Ids? Isa?)
3. Grammaire A: vraagzinnen
4. Weektaak van deze week
5. Houd het leerwerk bij: nu extra belangrijk!
1 / 28
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

H4 Frans 31-03-2020
1. Bonjour! Comment ça va?
2. Online werken. (Ids? Isa?)
3. Grammaire A: vraagzinnen
4. Weektaak van deze week
5. Houd het leerwerk bij: nu extra belangrijk!

Slide 1 - Slide

Uitleg grammaire A
Vraagzinnen 
zonder vraagwoord                                        met vraagwoord
1. Tu as mangé?                                               1. Tu as mangé où?
2. Est-ce que tu as mangé?                       2.  est ce que tu as mangé?
3. As-tu mangé?                                              3.  as-tu mangé?

Slide 2 - Slide

Uitleg grammaire A
Dus:
1 vraagteken
2 est-ce que
3 inversie

Plaats vraagwoord: bij inversie of est-ce que vraagwoord vooraan in de zin, anders vraagwoord achteraan!

Slide 3 - Slide

Uitleg grammaire A
Let op bij inversie!
Alleen bij persoonlijk voornaamwoord (je, tu, il, elle, on, nous, vous, ils, elles). As-tu mangé?, maar niet a-Paul mangé?

Twee klinkers na elkaar bij inversie? Let op: een t erbij!
Fait-elle du sport?
A-t-elle fait du tennis?

Slide 4 - Slide

Welke manier van vraagstellen is dit:
Paul a gagné?
A
normaal
B
est-ce que
C
inversie

Slide 5 - Quiz

Welke manier van vraagstellen is dit: Pourquoi a-t-il fait ça?
A
normaal
B
est-ce que
C
inversie

Slide 6 - Quiz

Waar komt het vraagwoord bij een vraagzin met 'est-ce que'?
A
vooraan de zin
B
na est-ce que
C
achteraan de zin

Slide 7 - Quiz

comment
pourquoi
qui
quand
waar
wanneer
hoe
waarom
wie

Slide 8 - Drag question

Maak van de volgende zin een normale vraagzin: elle fait de la danse

Slide 9 - Open question

Maak van de volgende zin een vraagzin met est-ce que: vous avez bien dormi

Slide 10 - Open question

Maak van de volgende zin een vraagzin met inversie: vous avez de l'expérience

Slide 11 - Open question

Maak van de volgende zin een normale vraagzin met het vraagwoord 'hoe': tu as travaillé

Slide 12 - Open question

Maak van de volgende zin een vraagzin met est-ce que het vraagwoord 'wanneer': tu te lèves

Slide 13 - Open question

Maak van de volgende zin een vraagzin met inversie met het vraagwoord 'waarom': tu fais cela'

Slide 14 - Open question

Vragen grammaire A?
  • Vragen?
  • Over de weektaak?
    Let op: bij 15 B levert ieder van jullie drie vragen met vier antwoorden (waarvan eentje het goede antwoord) in in inleverbakje bij weektaak
  • Houd het leerwerk bij: A en B p. 80/81
  • Bonne chance!

Slide 15 - Slide

Mercredi 8 avril 2020
  • Ça va? Vous allez bien? Pas de malades?
  • Vragen afgelopen weektaak? 
  • Betekenis signaalwoorden van exercice 16!
    (komen heel vaak voor in eindexamenteksten)
  • Vragen stellen: enkele vragen van jullie bespreken
  • Houd het leerwerk bij: A en B p. 80/81 zijn nu geleerd
  • Hoe is het gegaan met het vertalen van de tekst op p.48?
  • Deze week al weer de tweede vertaaltekst p.60.

Slide 16 - Slide

Uitleg grammaire A
Vraagzinnen 
zonder vraagwoord                                        met vraagwoord
1. Tu as mangé?                                               1. Tu as mangé où?
2. Est-ce que tu as mangé?                       2.  est ce que tu as mangé?
3. As-tu mangé?                                              3.  as-tu mangé?

Slide 17 - Slide

Vragen stellen
Doe jij ook competitie? (op drie manieren)
Tu fais de la compétion?
Fais-tu de la compétition?
Est-ce que tu fais de la compétion?
Welke sport doe jij ? (3x)
Tu fais quel sport?
Quel sport est-ce que tu fais/Quel sport fais-tu?

Slide 18 - Slide

Vragen stellen
Doe jij ook competitie? (op drie manieren)


Welke sport doe jij ? (3x)

Slide 19 - Slide

Ingeleverde kahoot-vragen
Combien de pièces il y a en gymnastique?
A deux
B trois
C quatre
D cinq

Slide 20 - Slide

De vier onderdelen opgezocht
Descriptif des 4 agrès de la gymnastique artistique féminine.
Le saut de cheval. Le saut de cheval est un agrès qui allie force, dynamisme et technique. ...
La poutre. La poutre est un agrès d'élégance, de souplesse et surtout, d'équilibre. ...
Les barres asymétriques. ...
Le sol.

Slide 21 - Slide

Ingeleverde kahoot-vragen
Que se passe-t-il lorsque vous touchez le ballon de football avec votre main dans le box ?
A coup franc
B rien
C pénalité
D carton rouge
Quelle est la bonne réponse?

Slide 22 - Slide

Ingeleverde kahoot-vragen
Le football se joue à un niveau international?
A Oui, le foot se joue à un niveau international.
B Non, le foot ne se joue pas à un niveau international
C Ça dépend dans quel pays tu joues.
D Vous pouvez choisir à quel niveau vous jouez?
Quelle est la bonne réponse?

Slide 23 - Slide

Ingeleverde kahoot-vragen
Le football se joue à un niveau international?
A Oui, le foot se joue à un niveau international.
B Non, le foot ne se joue pas à un niveau international
C Ça dépend dans quel pays tu joues.
D Vous pouvez choisir à quel niveau vous jouez?
Quelle est la bonne réponse?

Slide 24 - Slide

Ingeleverde kahoot-vragen
Combien de temps dure un match de hockey?
A 30 minutes
B 40 minutes
C 60 minutes
D 70 minutes
Quelle est la bonne réponse?

Slide 25 - Slide

Signaalwoorden

Heel belangrijk!
Check of je ze kent en schrijf de woorden op die je niet kent
(of allemaal: in je woordenlijst voor leesvaardigheid)
en plus   - mais
ensuite - par contre
d'abord - au contraire
car - cependant
comme - donc
parce que - alors
mais - bref

Slide 26 - Slide

Grammaire B
Faire  - mettre - courir
Wij rennen
Zij heeft aangetrokken
Jij zult doen
Wij zouden opnieuw doen
Hij stond toe

Slide 27 - Slide

Vragen???
  • Petit kahoot sur le foot
  • Vragen?
  • Over de weektaak? 
  • Zorg dat je het leerwerk bij houdt, nu grammaire B
  • Stel je vragen in de algemene chat
  • Bonne chance!

Slide 28 - Slide