Past Simple - present perfect

The past tense
In deze Lesson Up gaan jullie leren over de verleden tijd en de verschillende versies hiervan.

1 / 15
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

The past tense
In deze Lesson Up gaan jullie leren over de verleden tijd en de verschillende versies hiervan.

Slide 1 - Slide

Verleden tijd in
het Engels

Slide 2 - Mind map

Past Simple
Waarom?
Als je wilt vertellen dat iets in het verleden is gebeurd en nu is afgelopen. Het gaat hier meer om het feit dat het is gebeurd en dat wil je even vertellen :D

Hoe ziet het eruit?
Werkwoord + ED of tweede rijtje onregelmatige werkwoorden.


Slide 3 - Slide

Past simple
Signaalwoorden in de zin?
L (last...)                       
A (ago ...)                       
D ( days...)                    
y (yesterday, year...)

Slide 4 - Slide

Is dit een past simple zin?
Yesterday I played soccer.
A
Ja
B
Nee

Slide 5 - Quiz

Is dit een past simple zin?
I cook dinner every night.
A
Ja
B
Nee

Slide 6 - Quiz

Is dit een past simple zin?
I went to the store last week.
A
Ja
B
Nee

Slide 7 - Quiz

Present perfect
Wanneer?
Iets is vroeger begonnen en heeft nog steeds effect op het heden.
Hoe ziet de present perfect eruit?
Have of has + ww -ED of 3e rijtje onregelmatige werkwoorden
Signaalwoordjes
Since, for, ever, never, yet


Slide 8 - Slide

Present perfect
Voorbeeld zinnen:
  1. I have a broken arm for three weeks now. 
  2. We have played soccer yesterday, that is why I am tired.
  3. Our house has burned down. 
  4. She has gamed since she was out of school
  5. I have never been to Brazil in my entire life.

Slide 9 - Slide

We ____ class for 20 minutes now
A
Have had
B
were having

Slide 10 - Quiz

He ______ since he was born
A
have breathed
B
was breathing
C
has breathed
D
were breathing

Slide 11 - Quiz

We _____ never____ so much in one lesson!
A
has learning
B
Was learned
C
Were learning
D
Have learned

Slide 12 - Quiz

Welke van de tijden is al helemaal klaar?

Slide 13 - Open question

Bij welke van de tijden hebben we have of has nodig?

Slide 14 - Open question

Welke van de twee tijden is het derde rijtje onregelmatige werkwoorden nodig?

Slide 15 - Open question