This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
welkom
ga op je plek zitten volgens plattegrond
pak: schrift en etui
tassen op de grond
Slide 1 - Slide
herhaling 4.1 en 4.2
Slide 2 - Slide
De stroomsterkte heeft als eenheid de ampère (A)
Een stroommeter wordt ook wel ampèremeter genoemd.
Als de stroomsterkte klein is, meet je de stroom meestal in milliampère (mA).
Omrekenen doe zo: 1 A = .........mA 1 mA = .........A
1 A = 1000 mA
1 mA = 0,001 A
Slide 3 - Slide
Twee manieren om de stroomsterkte te meten.
De stroomsterkte is op elke plaats in de stroomkring even groot (zie figuur ). Het maakt dan ook niet uit waar je de stroommeter in de stroomkring opneemt: links of rechts van het lampje.
A
A
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
geleider en isolator
wat is een geleider?
noem voorbeelden................
wat is een isolator?
noem voorbeelden..............
Slide 6 - Slide
Weten welk onderdeel een isolator is en welk onderdeel een geleider
Slide 7 - Slide
Spanning
1,5 V of 9V of 12V ..... wat betekent dat?
Dit kun je meten met een spanningsmeter
spanningsmeter wordt ook wel voltmeter genoemd
Slide 8 - Slide
Spanningsbronnen
-spanningsbron waarbij de spanning gelijk blijft.
- soorten spanningsbronnen
.
Slide 9 - Slide
Stroom
Op je fietslampje staat 6 Volt.
Er komt 3 Volt op het lampje te staan. Het lampje...............
Er komt 12 Volt op het lampje te staan. Het lampje................
Slide 10 - Slide
Stroom berekenen
Op je fietslampje staat 9 Volt.
Hoeveel batterijen heb ik nodig om 9 Volt te krijgen als er op elke batterij 1,5 Volt staat?
Berekening:
Slide 11 - Slide
- Vragen
- Huiswerk 4.1 en 4.2 afmaken
- een samenvatting maken
Slide 12 - Slide
wat is een geloten stroomkring
A
van batterij, via het lampje, terug naar de batterij
B
via de batterij naar het lampje
C
via het lampje naar de batterij
Slide 13 - Quiz
wat is een geleider
A
stof die elektrische stroom geleid
B
stof die elektrische stroom niet doorlaat
C
stof die smelt als er stroom door loopt
Slide 14 - Quiz
1 Ampere (A) is gelijk aan
A
100 mA
B
10000 mA
C
1000 mA
D
0.1 mA
Slide 15 - Quiz
1500 mA is gelijk aan
A
15 A
B
1500000 A
C
0,15 A
D
1,5 A
Slide 16 - Quiz
als je een lampje van 6 V aansluit op een spanning van 12 V dan:
A
geeft het lampje geen licht
B
gaat het lampje stuk
C
komt er groen licht
D
gaat het lampje (heel even) extra fel branden.
Slide 17 - Quiz
Wat is een isolator (elektriciteit)
A
Koper
B
water
C
aluminium
D
hout
Slide 18 - Quiz
Ijzer geleidt elektriciteit.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 19 - Quiz
Ook in de natuur kun je elektriciteit tegenkomen.
Welk verschijnsel heeft met elektriciteit te maken?
A
Het licht van de zon
B
De warmte van de zon
C
De bliksemflitsen tijdens onweer
D
De donderslagen tijdens onweer
Slide 20 - Quiz
Wat is de spanning van de elektriciteit in onze huizen?
A
20 kV
B
380 kV
C
10 kV
D
230 V
Slide 21 - Quiz
Hoe noemen we de stoffen die elekticiteit niet goed geleiden?