Werkwoordspelling

• Nederlands
• Middelbare school
• mavo, havo
• Leerjaar 1,2

Oefentoets

Werkwoord spelling

Redekundig ontleden

Taalkundig ontleden

Leestekens

Onderdeel 1

Werkwoord spelling

De burgemeester ...... (beantwoorden) de brief.

1. beantwoord
2. beantwoordt
3. beantwoorden
4. beantwoort

Er (woeden-tt) een orkaan.

(houden)........ jij van spruitjes?

1. houd
2. houdt
3. hout
4. houden

De familie ………(rijden) met de auto naar de Efteling.

1. rijd
2. rijdt
3. rijden
4. rijt

Te veel eten (schaden-tt) de gezondheid.

Het hout ........ (verbranden) in de open haard.

1. verbrand
2. verbrandt
3. verbrant
4. verbranden

38. Noteer de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes. Het is de persoonsvorm tegenwoordige tijd (tt) of het voltooid deelwoord (vd).

(verzamelen)
Mijn opa heeft van alles ... over de watersnoodramp in Zeeland

......... (luiden) jij de kerkklokken?

1. luid
2. luidt
3. luiden
4. luit

LEIDEN
VT - De gids ..... ons door de diepe grot

1. leide
2. leiden
3. leidde
4. leidden

Kies of het woord dat je invult een persoonsvorm (pv) of een voltooid deelwoord (vd) is en noteer daarna de juiste vorm.

42. pv/vd - Tibbe [betaald/betaalt] voor ons de ijsjes.

Het koolmeesje (broeden-vt) in die boom.

liften
VT - De jongens ..... naar Frankrijk

1. lifte
2. liften
3. liftte
4. liftten

doden
VT - De leeuwen ..... het kleine schaap

1. dode
2. doden
3. doodde
4. doodden

GRENZEN
VT - Het huis ..... aan het bos

1. grenste
2. grensten
3. grensde
4. grensden

Noteer het voltooid deelwoord:
Ik heb de hele avond (dansen)

Noteer het voltooid deelwoord:
Weet jij wat daar is (gebeuren)?

Wat is het voltooid deelwoord van:
beloven

De vriendinnen lopen kletsend naar de klas.
Kletsend is een:

1. persoonsvorm
2. infinitief
3. voltooid deelwoord
4. tegenwoordig deelwoord

Vul het tegenwoordig deelwoord in: De kat at (smakken) haar kauwstaafje met kipsmaak op

Noteer het tegenwoordig deelwoord van juichen

Onderdeel 2

redekundig ontleden

Zinsdelen
Hoeveel zinsdelen heeft de zin?
'Op 11 mei starten de scholen weer.'

1. 4 zinsdelen
2. 5 zinsdelen
3. 3 zinsdelen
4. 6 zinsdelen

Wat is het onderstreepte zinsdeel?

Op zondag lopen er veel mensen in het bos.

1. pv
2. wg
3. o
4. lv

Benoem de zinsdelen - Waarom wil [mijn oma] altijd een zoen hebben?

1. Onderwerp
2. Lijdend voorwerp
3. Meewerkend voorwerp
4. Bijwoordelijke bepaling

Wat is het lijdend voorwerp in deze zin

Ik kan deze zin al ontleden.

1. ontleden
2. al ontleden
3. deze zin al
4. deze zin

Lijdend voorwerp?
Mounir bezeert zijn knie.

Julia

maakt

veel gekke filmpjes

voor haar volgers.

persoonsvorm

werkwoordelijk gezegde

onderwerp

lijdend voorwerp

Jorrit

wil

morgen

een appeltaart

bakken.

persoonsvorm

werkwoordelijk gezegde

onderwerp

lijdend voorwerp

Sleep de woordsoorten naar de juiste box.

werkwoord

bezittelijk vnw

voorzetsel

lidwoord

zelfstandig nw

bijvoeglijk nw

jouw

gekke

tante

is

in

de

tuin

Sleep de woordsoorten naar de juiste box.

werkwoord

bezittelijk vnw

voorzetsel

lidwoord

zelfstandig nw

bijvoeglijk nw

De

rare

man

in

de

auto

lacht

Kijk naar de volgende zin. Welke woorden horen bij de onderstaande woordsoorten? Je moet sommige woordsoorten vaker gebruiken

Zelfstandig naamwoord

Bijvoeglijk naamwoord

lidwoord

werkwoord

Voorzetsel

Welke

dj

treedt

morgen

hier

op

tijdens

het

festival?

Onderdeel 3

Taalkundig ontleden

Welke woorden zijn werkwoorden?

1. boek, schrift, vakantie
2. huilen, dansen, spelen
3. bouwvakker, lasser, timmerman

Hoeveel zelfstandige naamwoorden?
Wie veel verdriet heeft, mag best een keer huilen.

1. 1
2. 2
3. 3
4. 4

Het GROENE bankje staat op het gras.

1. voorzetsel
2. zelfstandig naamwoord
3. persoonlijk voornaamwoord
4. bijvoeglijk naamwoord

De pen zit IN de tas.

1. aanwijzend voornaamwoord
2. werkwoord
3. voorzetsel
4. lidwoord

'van' is een ...?

1. lidwoord
2. voorzetsel
3. bezittelijk voornaamwoord
4. persoonlijk voornaamwoord

Wat is waar?
Ik geef mijn pen aan haar.

1. Er is geen bezittelijk voornaamwoord.
2. Alleen ik is een persoonlijk voornaamwoord.
3. Ik en haar zijn persoonlijke voornaamwoorden
4. Er is geen persoonlijk voornaamwoord.

Benoem in de volgende zin de woordsoort van ons(1) en ons(2).

De taxichauffeur bracht ons(1) naar ons(2) hotel.

1. ons(1)= persoonlijk vnw. ons(2)= bezittelijk vnw.
2. ons(1)= bezittelijk vnw. ons(2)=persoonlijk vnw.

Welke van de onderstaande is een
BEZITTELIJK voornaamwoord?

1. die
2. welke
3. mijn
4. ik

Het mooie meisje, dat daar staat, is heel timide.
'mooie' =

1. zelfstandig naamwoord
2. bijvoeglijk naamwoord
3. persoonlijk voornaamwoord
4. bezittelijk voornaamwoord

Jongedame, dit is de zoveelste keer dat ik jou waarschuw!
'zoveelste' =

1. bepaald hoofdtelwoord
2. bepaald rangtelwoord
3. onbepaald hoofdtelwoord
4. onbepaald rangtelwoord

Hij heeft zijn broertje ontzettend gemist.
'zijn'=

1. werkwoord
2. zelfstandig naamwoord
3. persoonlijk voornaamwoord
4. bezittelijk voornaamwoord

Mijn stiekeme droom is, om dit land voor de eerste keer te bezoeken
'Mijn'=

1. bezittelijk voornaamwoord
2. persoonlijk voornaam woord
3. zelfstandig naamwoord
4. bepaald lidwoord

Onderdeel 4

Leestekens en Hoofdletters

wat doe jij hier in spanje

Sleep de leestekens naar juiste plaats

HOOFD-

LETTER

.

?

!

,

HOOFD-

LETTER

kom gauw jeroen zit in de kantine

Sleep de leestekens naar juiste plaats

HOOFD-

LETTER

HOOFD-

LETTER

.

.

?

?

!

!

,

,

Wanneer gebruik je géén hoofdletter?

1. Namen van feestdagen
2. Namen van jaargetijden
3. Namen van personen
4. Namen van bedrijven

‘Sara zei:‘ Ik heb een super vakantie gehad!

1. Goed
2. Fout