unit 3 lesson 4

Unit 3 lesson 4
1 / 23
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Unit 3 lesson 4

Slide 1 - Slide

Planning
Practise
Will or to be going to?

Goal
At the end of this class you know the difference between will and to be going to

Slide 2 - Slide

Quick Recap!

  1. Future = toekomende tijd
  2. 'Will' and 'to be going to' zijn de meest voorkomende vormen.
  3. In een zin komen deze vormen altijd vóór het hele werkwoord!



Slide 3 - Slide

Will or to be going to?
will

- Bij een voorspelling waar je NIET zeker weet of het gaat gebeuren
- Bij een besluit op het moment van spreken
to be going to

- Bij een voorspelling waarbij je WEL zeker weet dat het gaat gebeuren
- Bij een afgesproken plan

Slide 4 - Slide

True or False?

Slide 5 - Slide

'to be going to' gebruik je bij een voorspelling waar je WEL zeker weet dat het gaat gebeuren
A
True
B
False

Slide 6 - Quiz

'Will' gebruik je bij een besluit op het moment van spreken.
A
True
B
False

Slide 7 - Quiz

'Will' gebruik je bij een voorspelling waar je NIET zeker weet of het gaat gebeuren.
A
True
B
False

Slide 8 - Quiz

'to be going to' gebruik je bij een afgesproken plan.
A
True
B
False

Slide 9 - Quiz

Will or to be going to?

Slide 10 - Slide

I bet Ajax ____ loose next week!
A
will
B
is going to

Slide 11 - Quiz

It _____ take us three hours to get there.
(niet zeker)
A
will
B
is going to

Slide 12 - Quiz

I ______ see Dennis tonight (afgesproken plan)
A
will
B
am going to

Slide 13 - Quiz

It _____ rain tomorrow.
(niet zeker)
A
will
B
is going to

Slide 14 - Quiz

I ______ travel to Spain this summer.
(afgesproken plan)
A
will
B
am going to

Slide 15 - Quiz

____ you help me?
(besluit op het moment van spreken)
A
will
B
are you going to

Slide 16 - Quiz

ing-form: Gerund

Gerund is een werkwoord met-ing aan het eind: singing, playing, reading​ (hij wordt gebruikt als een zelfstandig naamwoord)

Let op de spelling van sommige gerunds:
take + ing = taking (letter E valt hier er uit)
study + ing = studying (letter Y valt hier er niet uit)



Slide 17 - Slide

Gerund kun jij gebruiken:
- als onderwerp; na voorzetsels; na onderstaande werkwoorden:

​love
like
start
finish
stop
enjoy
hate

Running outside is fun!

My mum is crazy about listening to classical music.

I hate getting up early in the morning.

Slide 18 - Slide

GRAMMAR – -ing vorm (gerund)

Complete the sentences. Use the gerund.

1. He loves........................(play) volleyball with his friends.

2. My parents enjoy ­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­......................... (cook) together when they have free time.

3. .................. (paint) is my favourite hobby.










Slide 19 - Slide

GRAMMAR – -ing vorm (gerund)

Check your answers:

1. He loves playing volleyball with his friends.

2. My parents enjoy ­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­cooking together when they have free time.

3. Painting is my favourite hobby.










Slide 20 - Slide

Slide 21 - Link

BB: 30 t/m 39 KB: 30 t/m 38 TL:29 t/m 38

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide