Psychische funties

Schizofrenie
P
s
y
c
h
i
s
c
h
e

Functie
s
1 / 26
next
Slide 1: Slide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 4

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Schizofrenie
P
s
y
c
h
i
s
c
h
e

Functie
s

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Psychiatrie
De psychiatrie is net zo divers als de somatiek. 
- aandoeningen die acuut beginnen en aandoeningen die sluipend beginnen.
- aandoeningen die sterk invaliderend zijn en aandoeningen met veel minder invloed op het dagelijks functioneren.
- aandoeningen die goed behandelbaar zijn of zelfs (bijna) vanzelf weer over gaan en aandoeningen die chronisch en/of levenslang zijn. 
- aandoeningen met een duidelijke oorzaak en aandoeningen door combinatie van oorzaken.

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Indeling van ziektebeelden
De DSM is een classificatiesysteem waarin alle psychiatrische ziektebeelden zijn ingedeeld in groepen en per ziektebeeld is aangegeven wat de kenmerken van dat ziektebeeld zijn.

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Indeling van ziektebeelden

De belangrijkste grote groepen psychiatrische stoornissen zijn:
- Ontwikkelingsstoornissen
- Psychotische stoornissen
- Stemmingsstoornissen
- Angststoornissen 
- Persoonlijkheidsstoornissen 

OPDRACHTEN
- Geef bij iedere groep minimaal één voorbeeld
-Bedenk nog minimaal één andere groep stoornissen

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Diagnostiek
Een gebroken been kan aangetoond worden met een röntgenfoto.
Een hartinfarct kan aangetoond worden met o.a. een ECG.
Diabetes Mellitus kan aangetoond worden met bloedonderzoek.

Hoe toon je een psychiatrische aandoening aan? 

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Wanneer vind jij dat er sprake is van een psychiatrische aandoening?

Slide 6 - Open question

This item has no instructions

Psychische functies
Er zijn lichamelijke functies, zoals circulatie, ademhaling, spijsvertering, uitscheiding en afweer, en er zijn psychische functies. 

Lichamelijke aandoeningen zorgen voor verstoorde lichamelijke functies. Psychische aandoeningen zorgen voor verstoorde psychische functies. 

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Psychische functies

Slide 8 - Mind map

This item has no instructions

Psychische functies (o.b.v. e-learning)
Cognitieve functies
- bewustzijn
- geheugen
- intellect
- waarnemen
- denken
Affectieve functies 
- stemming 
- affect 
Gedrag en motivatie 
- psychomotoriek en spraak
- gedrag 
- persoonlijkheid

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Cognitief: bewustzijn

De functie bewustzijn wordt onderverdeeld in
- Helderheid
- Aandacht
- Oriëntatie

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Dementie
Delier
Depressie
Vanaf begin gestoorde helderheid, aandacht én oriëntatie.
Soms stoornissen in aandacht. Helderheid en oriëntatie blijven normaal.
In de loop van het proces gestoorde aandacht en oriëntatie. Helderheid lang ongestoord.

Slide 11 - Drag question

This item has no instructions

Cognitief: aandacht
- Aandacht richten
- Aandacht switchen
- Aandacht vasthouden
OPDRACHTEN
Welke aandachtsfuncties zijn (mogelijk) verstoord bij:
- spinnenfobie
- adhd
- schizofrenie

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Cognitief: geheugen
- kortetermijngeheugen
- langetermijngeheugen

- registratie (inprenten)
- retentie (onthouden)
- reproductie (ophalen)
OPDRACHTEN
Wat zijn bij mensen zonder psychiatrische of somatische stoornis mogelijk oorzaken van verstoring in de.....
- registratie
- retentie
- reproductie

Slide 13 - Slide

registratie: niet opgelet, niet interessant/ relevant, ruis (licht, geluid, slechte kwaliteit van informatie).

retentie: niet (langer) interessant/ relevant, gebrek aan herhaling, te veel informatie tegelijk

reproductie: andere erop lijkende informatie zit in de weg, vermoeidheid, lage suikerspiegel
Cognitief: geheugen
Onderdelen langetermijngeheugen
- Expliciet
     * episodisch (eigen leven, gekoppeld aan tijd en plaats)
     * semantisch (feitenkennis, begrip van de wereld)
- Impliciet
     * vaardigheden (bijv. fietsen, veters strikken)
     * conditionering (gewoonten, automatismen)

Slide 14 - Slide

registratie: niet opgelet, niet interessant/ relevant, ruis (licht, geluid, slechte kwaliteit van informatie).

retentie: niet (langer) interessant/ relevant, gebrek aan herhaling, te veel informatie tegelijk

reproductie: andere erop lijkende informatie zit in de weg, vermoeidheid, lage suikerspiegel
Wat is de medische naam voor geheugenverlies?
A
Anhedonie
B
Amnesie
C
Neglect
D
Perseveratie

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Cognitief: Intellect
Intellect/ intelligentie is veel meer dan alleen IQ. Het omvat o.a. het vermogen informatie te ordenen, te combineren, overeenkomsten en verschillen te zien, oorzaak-gevolgrelaties te zien, nieuwe ideeën te vormen en deze met logica te onderbouwen, taal (ook abstracte taal) te begrijpen en te leren van eerdere ervaringen. 

Bepaalde psychiatrische stoornissen kunnen het intellect (tijdelijk) beïnvloeden. Daarnaast kan intelligentie ook van invloed zijn op het ziekteproces en de behandelkeuzes. 

Voorbeelden? Uitleg?

Slide 16 - Slide

Stoornissen met invloed
Psychose, depressie (direct), anorexia (indirect)
Invloed op proces en behandeling
Mate van ziektebesef en ziekte-inzicht. Leerbaarheid in verandering van gedrag. 
Cognitief; 
denken en waarnemen
Wat je waarneemt (ziet, hoort, voelt, ruikt, proeft) heeft invloed op wat je denkt. Toch zijn dit twee duidelijk verschillende functies. 

Hallucinaties en wanen worden vaak samen genoemd. 

Welke van de twee gaat over denken en welke over waarnemen? 

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Bij welke groep aandoeningen is er vaak sprake van wanen en hallucinaties?
A
Stemmingsstoornissen
B
Angststoornissen
C
Psychotische stoornissen
D
Persoonlijkheids-stoornissen

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Cognitief; denken
Bij wanen is de inhoud van het denken verstoord. 

Naast de inhoud, kan ook de vorm van het denken verstoord zijn, bijv. versneld, vertraagd, sterk associatief of onsamenhangend.
Opdracht:
Voer met je buurvrouw/-man een gesprek waarbij één van beide een stoornis in de vorm van het denken heeft. Je mag zelf kiezen welke stoornis.

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Affectief; stemming en affect
Onderverdeling in:
- stemming                                          - affect

De stemming geeft het basisgevoel aan. Sommige mensen zijn in de basis vrolijk, andere bijv. angstig of somber 

Het affect geeft aan hoe je gevoel reageert op prikkels van buitenaf; een vlak affect wil zeggen dat je stemming amper reageert, een sterk modulerend affect dat je stemming sterk wisselt door externe factoren, een inadequaat affect dat je met ongepaste emotie reageert.

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Affectief; stemming en affect
Opdrachten

Deel 1
De docent komt zo opnieuw de klas in. Ze vertelt iets over hoe haar dag tot dan toe verlopen is. Je mag reageren op wat ze zegt. 
Wat valt je op aan haar stemming en aan haar affect?

Deel 2
Ga nu in twee- of drietallen een aantal gesprekken voeren waarbij telkens één van jullie bewust kiest voor een bepaalde stemming en affect. 

Slide 21 - Slide

Deel 1: stemming angstig. Affect geprikkeld. 

Ik weet niet of ik deze les helemaal af kan maken. Zojuist hoorde ik op de gang dat de manager me zocht. 
Gedrag en motivatie; psychomotoriek en spraak
Deze functie is het meest zichtbaar voor de buitenwereld. 

Hoe beweegt iemand en hoe spreekt iemand?
- versneld of vertraagd
- vloeiend of onderbroken
- doelgericht, verward en/of doelloos
- ingetogen of uitbundig
- .......

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Gedrag en motivatie; Gedrag
Het gedrag zegt onder ander iets over de impulsregulatie.

Bijv. 
- Grensoverschrijdend of ontremd gedrag
Apathie of lethargie; gebrek aan initiatief en spontaniteit.
- Dwanghandelingen 
- Impulsiviteit
- Zelfbeschadiging, suïcidaal gedrag

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Gedrag en motivatie; Persoonlijkheid
Persoonlijkheid is de manier waarop iemand naar het leven kijkt, reageert op de omgeving, de gedachten, houding, wat ie denkt en hoe ie denkt, emoties en hoe deze beïnvloed worden,……


Bijv.:
- introvert <--> extravert
- open voor veel nieuwe ervaringen <--> vasthouden aan oude vertrouwde
- snel emotioneel <--> stabiel, moeilijk van z'n stuk te brengen
- voorkeur voor structuur en schema's <--> chaotisch en/of zeer creatief
- voorzichtig en/of snel achterdochtig <--> onbevangen en/of goed van vertrouwen. 
- ............................

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Gedrag en motivatie
Opdracht

De docent komt zo opnieuw de klas binnen. Ze speelt dat zij een andere docent is, die invalt voor jullie eigen docent.  Wat valt je allemaal op aan de onderdelen van 'gedrag en motivatie' bij haar? 
- psychomotoriek en spraak
- gedrag
- persoonlijkheid

HET GAAT NIET OM HET BEDENKEN VAN EEN MOGELIJKE OORZAAK/ DIAGNOSE

Slide 25 - Slide

Joviaal binnenkomen, breed gangspoor, studenten amper aankijken, constant optrekken van een schouder (tic), langzaam sprekend: Hé lui, ehh sorry hoor, maar ehh, Maaike die is er ff niet. Dus ja, ik kom ehh haar les overnemen. (Ploft neer op stoel, onderuit gezakt) Maar kweet nie, ehhh, kheb er eigenlijk niet soveel zin in. Jij, jij lijkt me ook niet zo'n gemotiveerd typje. Maar ehh, je ziet er trouwens wel lekker uit. Weet je, kval op chickies hè. Zo'n piemel, vink maar een vies ding. (kijkt om zich heen, kijkt studenten weinig aan, beweegt veel met haar armen). Dus ehh, wat zegguh jullie ervan. Sullen we er maar gewoon mee stoppuh (al gapend)
Vragen en opmerkingen

Slide 26 - Slide

This item has no instructions