2.4 Bij welke groep hoor je?

Leerdoel 2.3
Aan het eind van deze les kun je uitleggen hoe mensen erbij komen om iets normaal of niet normaal te vinden
1 / 18
next
Slide 1: Slide
MaatschappijleerMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Leerdoel 2.3
Aan het eind van deze les kun je uitleggen hoe mensen erbij komen om iets normaal of niet normaal te vinden

Slide 1 - Slide

Succescriteria
Je kunt uitleggen hoe de puberteit bijdraagt aan jouw idee van normaal
Je kunt voorbeelden noemen van tolerant en niet-tolerant gedrag en asociaal gedrag
Je kunt uitleggen hoe groepsdruk bepaalt wat wel en niet normaal is
Je kunt uitleggen waarom jij en je ouders anders (kunnen) denken over wat normaal is

Slide 2 - Slide

Noem een voorbeeld van een generatieconflict

Slide 3 - Open question

Maken
2.3 (2,3,4,8,9,10)

Slide 4 - Slide

Identificatie

Omgaan met anderen heeft te maken met identificatie, je hebt een 'klik' met iemand.

Identificatie

Groeps-
identificatie

Je herkent bepaalde kenmerken van jezelf bij de ander.

Je voelt je verbonden met een groep mensen, omdat je dezelfde kenmerken of gewoonten hebt.

Slide 5 - Slide

Met welke groep(en) voel jij je verbonden?

Slide 6 - Mind map

Hoe ontstaat een groepsgevoel?

1) Door de plaats waar je vandaan komt.
  • Je woont in een dorp of juist in een stad (Amsterdammers / Rotterdammers).
  • Je woont in een bepaalde provincie (Friezen / Zeeuwen).
  • Je bent afkomstig uit een ander land (Surinamers / Turken).

Slide 7 - Slide

Hoe ontstaat een groepsgevoel?

2) Door je geloof, bijvoorbeeld:
  • het katholicisme
  • de islam
  • het jodendom
  • het protestantisme 
  • het boeddhisme
enzovoort

Slide 8 - Slide

Hoe ontstaat een groepsgevoel?

3) Wanneer mensen een gezamenlijk belang of probleem hebben. Bijvoorbeeld:
  • scholieren
  • treinreizigers
  • werknemers
  • automobilisten

Slide 9 - Slide

Hoe ontstaat een groepsgevoel?

4) Wanneer mensen een gezamenlijke smaak of interesse hebben. Dat kan onder andere zijn op het gebied van hobby, muziek of kleding. Bijvoorbeeld:
  • gamers
  • sporters 
  • kookclubs
  • skaters


Slide 10 - Slide

De samenleving verandert

Jongerenculturen zijn ontstaan rond 1960 Vanaf die tijd:
  • steeg de welvaart: de gemiddelde hoogte van de inkomens.
  • kregen jongeren meer vrije tijd.
  • gingen jongeren zich afzetten tegen de normen en waarden van hun ouders.
  • nam de invloed van de kerk af.

Jongerencultuur

Een groep jongeren met dezelfde waarden, normen en gewoonten.

Slide 11 - Slide

De samenleving verandert

De samenleving verandert en dat heeft ook gevolgen, sinds de jaren 60 ontstond een maatschappij waarin individualisme meer plaats kreeg.


Persoonlijke vrijheid en ontwikkeling werden belangrijker: individualisering.
Meer vrijheid om eigen opleiding en beroep te kiezen.
Meer vrijheid betekent ook: keuzestress


Slide 12 - Slide

‘Wij’ tegenover ‘zij’

In een individualistische samenleving zijn de banden tussen mensen losser.
Wij-gevoel

Zij-gevoel

Wanneer een groep zich sterk met elkaar verbonden voelt (de sociale cohesie is dan sterk).

Groep die als ‘tegenstanders’ van de ‘wij-groep’ wordt gezien.

Slide 13 - Slide

‘Wij’ tegenover ‘zij’

Voorbeelden:
  • Voetbalsupporters van verschillende clubs.
  • Werknemers van concurrerende bedrijven.
  • Leerlingen van verschillende scholen.

Polarisatie

Mensen en bevolkingsgroepen staan scherp tegenover elkaar doordat de tegenstellingen de nadruk krijgen.

Slide 14 - Slide

Wat is een goed voorbeeld van sociale cohesie?
A
Voetbalsupporters van verschillende club
B
WK wedstrijd van Nederland
C
wij tegen over zij
D
Wanneer een groep zich sterk met elkaar verbonden voelt

Slide 15 - Quiz

Mensen en bevolkingsgroepen staan scherp tegenover elkaar doordat de tegenstellingen de nadruk krijgen is?
A
Jongeren cultuur
B
Internalisatie
C
Groepsidentificatie
D
Polarisatie

Slide 16 - Quiz

Hoe ontstaat een groepsgevoel?
(4)
A
Plaats, geloof, belangen of problemen en smaak of interesse
B
Sterk wij-zij gevoel, geen geloof, interesse en belangen
C
Individualisering, keuzestress, vrijheid, jongerencultuur
D
Gamers, sporters, kookclubs, zelfde films/series kijken

Slide 17 - Quiz

Maken
2.4 (1,2,3,5,6,7,8,9ab)

Slide 18 - Slide