Thema 3 - hoofdstuk 1 (deel 2)

T3 - Hoofdstuk 1
Ondernemingsvormen

1 / 29
next
Slide 1: Slide
EconomieSecundair onderwijs

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

T3 - Hoofdstuk 1
Ondernemingsvormen

Slide 1 - Slide

ONDERNEMINGSVORM of RECHTSVORM
= juridische (wettelijke) vorm van je onderneming.

Slide 2 - Slide

ONDERNEMINGSVORM of RECHTSVORMEN
Geeft een antwoord op de vragen: 
  • Wie is aansprakelijk?
  • Welke soort belasting (en hoeveel) moet betaald worden?
  • Wie heeft de leiding in de onderneming?
  • Welke verplichtingen zijn er?
  • Hoe worden besluiten genomen?

Slide 3 - Slide

Soorten rechtsvormen
  • éénmanszaak
  • vennootschap

Slide 4 - Slide

EENMANSZAAK

Slide 5 - Slide

  • geen minimumkapitaal
  • 1 eigenaar  
  • weinig administratieve formaliteiten en verplichtingen
  • onbeperkte aansprakelijk
  • zelf financiële middelen zoeken
  • beperkte continuïteit
  • personenbelasting 
voordelen
nadelen

Slide 6 - Slide

VENNOOTSCHAP

Slide 7 - Slide

  • beperkte aansprakelijkheid
  • vennoten
  • inbreng kan geld, natura know-how
  • partners
  • onbeperkte continuïteit
  •  vennootschapsbelasting
  • er KAN een minimumkapitaal nodig zijn
  • meer verplichtingen = meer kosten
  • oprichtersaansprakelijkheid
  • het stopzetten moeilijk
voordelen
nadelen

Slide 8 - Slide

VENNOOTSCHAP - basissoorten
  • bv
  • nv
besloten vennootschap
naamloze vennootschap

Slide 9 - Slide


  • 1 of meer personen
  • beperkte aansprakelijkheid
  • 'kleine' ondernemingen
  • geen startkapitaal
  • aandelen op naam => niet vrij overdraagbaar
  • vennootschapsbelasting

  • 1 of meerdere personen
  • beperkte aansprakelijkheid
  • middelgrote tot grote ondernemingen (€ 61 500,00)
  • aandelen vrij overdraagbaar
  • vrij complexe regelgeving
  • vennootschapsbelasting
bv
nv

Slide 10 - Slide

Organen van een bv en nv

Slide 11 - Slide

Genoeg theorie ....
Tijd om in te oefenen!

Slide 12 - Slide

Wat is een synoniem voor rechtsvorm?

Slide 13 - Open question

Geef een groot nadeel aan een eenmanszaak.

Slide 14 - Open question

Noteer 1 groot verschil tussen bv en nv.

Slide 15 - Open question

Welke belasting betaal je in een eenmanszaak?

Slide 16 - Open question

Welke 2 soorten vennootschappen hebben we geleerd?

Slide 17 - Open question

soorten personen in het recht
= juridisch persoon
  • natuurlijk persoon
= mens van vlees en bloed

  • rechtspersoon
= drager van rechten en plichten
= geen levend wezen
opgericht om bepaald doel te bereiken
persoon (fysiek of juridisch) die rechten en plichten heeft

Slide 18 - Slide

Een juridisch persoon is een persoon van vlees en bloed.
A
Juist
B
Fout

Slide 19 - Quiz

Rechtspersonen kunnen enkel door tussenkomst van natuurlijke personen handelen en beslissen.
A
Juist
B
Fout

Slide 20 - Quiz

Het bestaan van een persoonlijk vermogen eindigt als de natuurlijke persoon overlijdt.
A
Juist
B
Fout

Slide 21 - Quiz

Het bestaan van het vermogen van een vennootschap eindigt als de eigenaar overlijdt.
A
Juist
B
Fout

Slide 22 - Quiz

De Belgische overheid
A
Rechtspersoon
B
natuurlijk persoon
C
geen juridisch persoon

Slide 23 - Quiz

De burgemeester van Gent
A
Rechtspersoon
B
natuurlijk persoon
C
geen juridisch persoon

Slide 24 - Quiz

Napoleon Bonaparte
A
Rechtspersoon
B
natuurlijk persoon
C
geen juridisch persoon

Slide 25 - Quiz

Een rechter
A
Rechtspersoon
B
natuurlijk persoon
C
geen juridisch persoon

Slide 26 - Quiz

De VRT
A
Rechtspersoon
B
natuurlijk persoon
C
geen juridisch persoon

Slide 27 - Quiz

Eenmanszaak Vandendriessche
A
Rechtspersoon
B
natuurlijk persoon
C
geen juridisch persoon

Slide 28 - Quiz

Slide 29 - Slide