A2 Past simple versus present perfect

TODAY'S PROGRAMME

1 / 17
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2-4

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 20 min

Items in this lesson

TODAY'S PROGRAMME

Slide 1 - Slide

Learning Intentions
  1. I know the difference between the past simple and the present perfect (rules)
  2. I know when to use which tense (signal words)
  3. I know how to form the two tenses

Slide 2 - Slide

What is the difference?
I worked here for three years.
I have worked here for three years.

Slide 3 - Slide

NL: onvoltooid verleden tijd (ovt) versus voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
1.onvoltooid verleden tijd: vooral als verhalende beschrijving
(1) Karel woonde vroeger in Leiden. Hij had daar een goede baan en een leuk huis. Later verhuisde hij naar Velp. (verhalende beschrijving)

2.voltooid tegenwoordige tijd: vooral losse feiten of een gebeurtenis uit het verleden aan die ook nu nog relevant is.
(2) Karel heeft vroeger in Leiden gewoond. Daarom kent hij die stad goed. (als losse mededeling, opzichzelfstaand feit)

Slide 4 - Slide

EN: PAST SIMPLE (ovt) versus PRESENT PERFECT (vtt)
Je gebruikt de past simple om aan te geven dat iets in het verleden is gebeurd en ook al afgelopen is (1) of voor een gewoonte in het verleden (2).
1. I went to the stores yesterday.
2.He always walked to school.

Je gebruikt de present perfect ook als iets in het verleden is gebeurd. In dit geval is er echter nog een connectie met het heden. Het kan bijvoorbeeld zijn dat de activiteit nog steeds aan de gang is, of dat je het resultaat nog steeds merkt. 
1.He has been ill for a week. (hij is nog steeds ziek - het is 'nu nog aan de gang")
2.I have studied all night, so I am very tired. (oorzaak: hele nacht opgeweest; resultaat: moe)

Slide 5 - Slide

past simple: rules, form and key words
*Duidelijke tijdsaanduiding - iets is in het verleden gebeurd en ook afgerond

I met my wife in 1983.
When I was a boy, I walked a mile to school every day.
We didn't go to school by bus.
Did you go out yesterday evening?

*Key words LADY + when:  Last ... , Ago, Days/Dates, Yesterday/Year/when

 

Slide 6 - Slide

PRESENT PERFECT (v.t.t)
Gebruik Present Perfect:
1. iets is in het verleden begonnen en is nu nog aan de gang.
2. iets is in het verleden gebeurd en je merkt nu nog het resultaat.               Relatie met heden!

Voorbeelden: 
Bob and Tom have known each other since 2007. 
 Sharon has broken her leg.  --> now she can't walk without crutches

Slide 7 - Slide

SIGNAALWOORDEN present perfect
Ezelsbrug: "Styf Harnasje"
  • SO FAR - TOT DUSVER
  • TILL NOW - TOT NU
  • YET - AL (IN VRAAGZINNEN) OF NOG NIET (ONTKENNINGEN)
  • FOR - VOOR TIJDSDUUR  (LET OP: KAN OOK PAST SIMPLE)

  • HOW LONG? - HOE LANG
  • ALWAYS - ALTIJD (AL) (LET OP: OOK PRES. SIMPLE)
  • RECENTLY - DE LAATSTE TIJD
  • NEVER - NOOIT (LET OP: OOK PRES. SIMPLE)
  • ALREADY - AL
  • SINCE - SINDS
  • JUST - NET
  • EVER - OOIT

Slide 8 - Slide

Verschil met NL 1: Hoe vertaal je....?
Ik speel hockey vanaf 2017.

Slide 9 - Open question

Verschil met NL 2: Hoe vertaal je....?

Zij zijn vorige week vrijdag verhuisd.

Slide 10 - Open question

School ... (not/start) yet.
(gebruik korte vorm met ...n't)

Slide 11 - Open question

Peter ____ (not/play) football yesterday.

Slide 12 - Open question

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Link

Slide 16 - Link

Slide 17 - Link