Fictie V3

Fictie
- Genres (niet in methode NN)
- Personages (blz. 43)
- Perspectieven (blz. 43)
- Thema (blz. 131)
1 / 53
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 53 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

Fictie
- Genres (niet in methode NN)
- Personages (blz. 43)
- Perspectieven (blz. 43)
- Thema (blz. 131)

Slide 1 - Slide

Bedoeling van fictie
  • meeleven met personages
  • nadenken over de wereld/ zichzelf
  • nadenken over het onderwerp
  • genieten van de schrijfstijl
  • ontspanning

Slide 2 - Slide

Genres
Bekende genres (= verhaalsoort)
Avonturenverhaal
Liefdesverhaal
Oorlogsverhaal
Meidenverhaal
Historisch verhaal
Sprookje

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Detective
Een verhaal waarin een speurder probeert te achterhalen wie een misdrijf heeft gepleegd.

Slide 5 - Slide

Thriller
Een spannend verhaal waarin de hoofdpersoon in een levensbedreigende situatie terechtkomt. 


Slide 6 - Slide

Fantasy
Een verhaal met fantasiewezens in een fantasiewereld.

Slide 7 - Slide

Science fiction
Een toekomstverhaal (vaak in de ruimte/ruimtevaart of nieuwe technieken).

Slide 8 - Slide

Dystopische roman
Een verhaal over een wereld die door rampen of dictatuur bijna niet meer leefbaar is.
- toekomst
- dystopie vs. utopie

Slide 9 - Slide

Ontwikkelingsroman
Een verhaal over het volwassen worden van een (jonge) hoofdpersoon.
- coming on age

Slide 10 - Slide

Psychologische roman
Een verhaal waarin de nadruk ligt op de gedachten en gevoelens van de hoofdpersoon (meer dan op de gebeurtenissen).

Slide 11 - Slide

Reisverhaal
Een verhaal waarin een verslag wordt gegeven van een reis
(vaak non-fictie).

Slide 12 - Slide

Avonturenroman
In een avonturenroman speelt 'een held' de hoofdrol. Er gebeuren allerlei spannende dingen en daar gaat het om in dit boek.

Slide 13 - Slide

Historische roman
Een verhaal waarin een belangrijke gebeurtenis (of gebeurtenissen) een belangrijke rol spelen.

Slide 14 - Slide

Oorlogsroman
Een verhaal dat zich afspeelt in een oorlog (voornamelijk Tweede Wereldoorlog).

Slide 15 - Slide

Geëngageerde roman
Een verhaal waarin eigentijdse problemen in onze samenleving aan bod komen.

Slide 16 - Slide

Andere culturen
Boeken over onbekende landen, volken of streken. Je maakt kennis met mensen die op een totaal andere manier leven.

Slide 17 - Slide

Volksverhalen
  • Sprookje
  • Mythe: verhalen die antwoord geven op de raadsels van het leven (Griekse mythe)
  • Sage: verhalen over dappere helden uit oude tijden
  • Legende: godsdienstig verhaal rond Christus, Maria of andere heilige figuren (Efteling)

Slide 18 - Slide

Leg uit wat bedoeld wordt met het woord genres.
A
Een tijdssprong in het verhaal
B
een mening
C
een boordelingswoord
D
een bepaald soort boek

Slide 19 - Quiz

Er zijn veel genres. Welke van onderstaande begrippen zijn genres?

A
oorlog
B
verliefdheid
C
sport
D
ziekte

Slide 20 - Quiz

Meestal behoort een verhaal tot meerdere genres.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 21 - Quiz

Welke verhaalsoort hoort niet bij genres ?
A
sprookje
B
thriller
C
corona-nieuwsbrief
D
horror

Slide 22 - Quiz

Noteer bij elk pictogram de naam van het genre. Noteer per rij de 5 genres op de juiste volgorde.

Noteer als volgt: 
1. school, geschiedenis, familie, Sinterklaas, sport
2. ....

1

2


3

4

5



avontuur- biografie - cowboys en Indianen - detective - dieren - dokters - familie - fantasie - geschiedenis - grappig - griezel - kerst - liefde - oorlog - paarden - Pasen - psychologisch verhaal - school - science fiction - seks - Sinterklaas - sociaal/politiek verhaal - spanning - sport - vriendschap

Slide 23 - Slide

Personages
*hoofdpersoon
*bijpersonen

Slide 24 - Slide

Hoofdpersoon

Een hoofdpersoon herken je aan de volgende dingen:

- wordt uitgebreid beschreven

- het grootste deel 'beleef' je vanuit de ogen van dit personage

- het doel van het boek is het oplossen van een groot probleem of een belangrijke opdracht van dit personage

- wordt een round character genoemd.

Slide 25 - Slide

Bijfiguren
Een bijfiguur herken je vaak als volgt:
- Wordt eenvoudig beschreven, summier, wel aandacht voor het uiterlijk. 
- Is vaak of leuk of niet, slecht of goed: ze helpen de hoofdpersoon of JUIST niet. 
- Zijn vaak een stereotype, oftewel een flat character.

Slide 26 - Slide

Personages beschrijven en karakterontwikkeling

Je kunt personages beschrijven aan de hand van:

- Uiterlijk

- Kenmerken (geslacht, leeftijd, gezondheid, achtergrond)

- Karaktereigenschappen

- Relaties met andere personages



Slide 27 - Slide

Karakter


Komt vaak voor in het verhaal


Maakt een karakterontwikkeling door


Type


Is een bepaald soort mens


Maakt geen karakterontwikkeling door

Slide 28 - Slide


Helper


helpt de hoofdpersoon het probleem op te lossen.





Tegenstander


maakt het de hoofdpersoon moeilijk

Bijfiguren

Slide 29 - Slide

Maak een sociogram
Een sociogram is een schema waarin je alle personages in hun relatie tot de andere personages laat zien. Als je in een zoekmachine 'sociogram' intypt en zoekt naar afbeeldingen, kun je veel verschillende voorbeelden zien. 
Maak nu eens een sociogram van de personages uit het boek dat jij aan het lezen bent. Wees zo volledig mogelijk.   
Lever in via Teams.

Slide 30 - Slide

Perspectieven

Slide 31 - Slide

Perspectief: een punt van waaruit iemand naar iets kijkt of waarneemt

Slide 32 - Slide

Perspectief
Bepaalt de visie op gebeurtenissen en personages

De lezer / kijker kun je manipuleren.

Slide 33 - Slide

Ik-perspectief
  • Een 'ik' beleeft het verhaal


Alwetende verteller
  •  weet alles (over personages en afloop)
  • geeft commentaar
  • richt zich tot de lezer
Personaal perspectief
  • Een 'hij/zij' beleeft het verhaal

Meervoudig perspectief
  • wisselend perspectief vanuit meerdere personen

Slide 34 - Slide

Welk vertelperspectief wordt gebruikt?
"Vanaf dat moment was er altijd wel iemand van de familie bij me in de buurt. Alsof mijn vader instructies had gegeven om me in de gaten te houden. Vooral mijn broer, die normaal nooit interesse in mijn leven heeft, hing opvallend vaak bij mij in de buurt rond."

Uit: Paradise Now van Anouk Saleming

Slide 35 - Slide

Welk perspectief heb je net gelezen in 'Paradise Now'?
A
ik-perspectief
B
personaal perspectief
C
alwetende verteller
D
meervoudig perspectief

Slide 36 - Quiz

Welk vertelperspectief wordt gebruikt?
"Melle had geleerd dat oplossingen vaak vlak voor je neus liggen. En jawel, hij zag zijn redding aan de overkant van de straat staan. Of beter: hij rook hem. Een vrachtwagen was het, met aan de achterkant een metalen laddertje. Als hij de chauffeur kon overhalen om een paar meter verder te rijden, dan kon hij erop klimmen om zijn beanie te pakken."

Uit: De vlucht van de kraanvogel  van Danny de Vos

Slide 37 - Slide

Welk perspectief heb je net gelezen in 'De vlucht van de kraanvogel'?
A
ik-perspectief
B
personaal perspectief
C
alwetende verteller
D
meervoudig perspectief

Slide 38 - Quiz

Slide 39 - Video

1. Wie is / zijn de hoofdperso(o)n(en)?

Slide 40 - Open question

2. Wie is / zijn de bijfigu(u)r(en)?

Slide 41 - Open question

3. Vanuit welk perspectief zie je het fragment?

Slide 42 - Open question

4. Noteer nu vanuit welk perspectief je eigen boek is geschreven. Is de verteller betrouwbaar?

Slide 43 - Open question

Thema
Meestal in een paar woorden of een zin weer te geven.
Is eigenlijk de kortste samenvatting die je van het boek kunt geven.

Slide 44 - Slide

Slide 45 - Video

Welke van de onderstaande uitspraken klopt?
A
Het thema van een verhaal is een terugkerend element.
B
Het thema van het verhaal is het abstracte begrip waar het verhaal om draait.
C
Het thema van het verhaal is een tastbaar begrip in het verhaal met een betekenis.
D
Het thema van het verhaal is datgene wat de hoofdpersoon wil bereiken.

Slide 46 - Quiz

Lees de tekst op blz. 132 van Nieuw Nederlands. Wat is het thema van het verhaal?

Slide 47 - Open question

Argumenten
Er zijn veel verschillende soorten argumenten te geven bij jouw oordeel over het boek. De uitleg hierover vind je op de volgende slides.

Slide 48 - Slide

Slide 49 - Link

Soorten argumenten (1)
  • Realistische argumenten: over de personages en gebeurtenissen in relatie tot de werkelijkheid. Is het verhaal geloofwaardig, komen de personages levensecht over, zijn de gebeurtenissen voorstelbaar?
  • Emotieve argumenten: over de gevoelens die de tekst bij de lezer oproept. Raakt het verhaal je? Hoe komt de sfeer van het verhaal over? Je gebruikt in je argumentatie bijvoorbeeld woorden als beklemmend, meeslepend, fascinerend, aangrijpend, verrassend, ontroerend. 

Slide 50 - Slide

Soorten argumenten (2)
  • Morele argumenten: over normen en waarden. Wat is je oordeel over het standpunt dat of de houding die personages innemen? Hoe reageren personages op gebeurtenissen? Handelen zij goed/slecht? Keur je hun handelen goed of af, en waarom? Word je geïnspireerd na te denken over de normen en waarden van het verhaal?
  • Structurele argumenten: over de opbouw van het verhaal. Wat vind je van de vorm/opbouw van het verhaal? Je gebruikt in je argumentatie woorden als: samenhangend, eenheid, uitgebalanceerd, complex.

Slide 51 - Slide

Soorten argumenten (3)
  • Stilistische of esthetische argumenten: over de stijl en formulering. Vind je het verhaal mooi, origineel, slap, of clichématig? Wat vind je van het literair taalgebruik: beeldspraak, stijlmiddelen, woordgebruik?

Slide 52 - Slide

Schrijf een beoordeling over de laatste film/serie die je hebt gezien. Gebruik hiervoor minimaal twee verschillende soorten argumenten (zie voorgaande slides)

Slide 53 - Open question