kan je door de uitleg en het maken van de opdrachten de Dativ (meewerkend voorwerp) in een zin herkennen en juist vervoegen.
Slide 4 - Slide
Information Prüfung
Je bekijkt je toets. Het cijfer is bij een aantal aangepast. Bij B1 stond helfen er niet bij om te leren. Als je het wel goed hebt dan is er niets veranderd, of hoger en anders is het totaal aantal behaalde punten 59 i.p.v 60.
Slide 5 - Slide
Hoe zat het ook alweer?
Onderwerp: De man geeft de vrouw een kus.
Wie geeft?
Meewerkend voorwerp: De man geeft de vrouw een kus.
AAN WIE geeft de man?
Lijdend voorwerp: De man geeft de vrouw een kus.
Wat geeft de man?
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Nominativ und Akkusativ
der-Gruppe
Slide 8 - Slide
ein-Gruppe
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Slide
Beispiel (Neem bladzijde 12/13 voor je)
Wir schenken unser................Kinder... (mv) ein Buch.
Wir schenken unseren Kindern ein Buch.
Unser..... Nachbarin (v) schenkt ihr....... Sohn (m) ein.....
Kochbuch (o).
Unsere Nachbarin (v) schenkt ihrem Sohn (m) ein-
Kochbuch (o).
Slide 12 - Slide
An die Arbeit
Schrijf schema A en B op bladzijde 12/13 in je schrift.
Machen im Buch:
Aufgabe 9 und 10 auf Seite 13 und 14
Hilfe: Grammatik A (zie het schema op bladzijde 12)
Wie? Zelfstandig. De eerste 10 minuten niet praten en geen vragen. Daarna fluisteren en vragen stellen.
Fertig? Versterk jezelf bij Kapitel 4.1
Ben je klaar met versterk jezelf, schrijf dan nogmaals de
schema's op.
timer
10:00
timer
15:00
Slide 13 - Slide
Lernziel erreicht?
Ich gebe mein...........Mutter(v) ein......Apfelstrudel (m).
Ich gebe meiner Mutter(v) einen Apfelstrudel (m).
Slide 14 - Slide
Hausaufgaben
Machen Na klar online: Kapitel 4.2, Aufgabe 1, 2a en
2b
Lernen: Wörter Lektion 4, Seite 52. NL-DU und DU-NL