Spelling ou/au ei/ij.

• Spelling
• Voortgezet speciaal onderwijs
• Leerroute 2

Spelling ou/au ei/ij

Doel van de les: 

Ik weet hoe ik woorden met de ou/au en ij/ei schrijf.

Woorden met au / ou

Woorden met ei / ij

Het eerste plaatje wat je net zag was een:

1. Pouw
2. Pauw
3. Vogel
4. Haan

Als vlees niet gaar is dan is het:

1. Vies
2. Rouw
3. Rauw
4. Blauw

In de zomer eet ik graag koud

1. ijs
2. blij
3. ei
4. eis

De gele smiley is:

1. boos
2. blei
3. blij
4. verdrietig

Ik maak het hout vast met een tauw

Wat zie je hier?

1. augurk
2. ougurk
3. komkommer
4. banaan

Wat hebben deze mensen gedaan?

1. Trauwen
2. Vallen
3. Trouwen
4. Rouwen

Welke kleur zie je hier?

1. Gaud
2. Bruin
3. Geel
4. Goud

Wat zie je hier?

1. Dwijl
2. Dweil
3. Teil
4. Tijl

Schrijf het langste woord wat je kunt bedenken met een AU

Schrijf het kortste woord wat je kunt bedenken met een IJ

Maak een verhaaltje met in iedere zin de OU, AU, EI of IJ. 

Iedereen verzint om de beurt 1 zin. 
Veel succes!

Galgje! 

Verzin om de beurt een woord waar de AU , OU, EI of IJ in zit! 

Wat vonden jullie
van deze les?