7.3-7.3bb

Thema 7
Ecologie en Duurzaamheid


Basisstof 3 samenleven

                           
1 / 32
next
Slide 1: Slide
Biologie / VerzorgingMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Thema 7
Ecologie en Duurzaamheid


Basisstof 3 samenleven

                           

Slide 1 - Slide

absenties
herhaling
7.3
opdrachten

Slide 2 - Slide

wat is ecologie?
A
het milieu
B
invloeden op het milieu
C
relatie tussen milieu en organisme
D
relatie met organismen

Slide 3 - Quiz

Abiotische factor
Biotische factor
Temperatuur
Roofdieren
Voedsel
Neerslag
Bacterie
Bescherming door struiken

Slide 4 - Drag question

Abiotische en biotische factoren
Biotische factoren komen
uit de levende natuur
Abiotische factoren komen
uit de niet levende natuur

Slide 5 - Slide

Een ecosysteem is het laagste niveau van de ecologie.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 6 - Quiz

Niveaus van ecologie
individu
populatie
levensgemeenschap
ecosysteem

Slide 7 - Slide

Zet de niveaus van ecologie van klein naar groot.           (1 = de kleinste, 4 = de grootste)
Niveau 1
Niveau 2
Niveau 3
Niveau 4
Levensgemeenschap

Populatie

ecosysteem

individu

Slide 8 - Drag question

Voedselketen en voedselweb

Slide 9 - Slide

Vorige les
Voedselweb
Voedselkringloop

Slide 10 - Slide

Hoe worden de planten in een voedselweb genoemd?
A
consumenten
B
reducenten
C
producenten

Slide 11 - Quiz

Wat is de hoofdregel van een kringloop?
A
Het is maar tussen drie organismen
B
Een kringloop bestaat alleen uit dieren
C
Stoffen worden altijd hergebruikt

Slide 12 - Quiz

BS 3 Samenleven
Leerdoelen:
Aan het einde van deze les kun je uitleggen wat een biologisch evenwicht is
Je kunt manieren noemen waarop soorten met elkaar samenleven
Je kunt uitleggen hoe soorten afhankelijk van elkaar zijn voor voedsel, een schuilplaats en voortplanting

Slide 13 - Slide

Invloeden uit de omgeving

Abiotische en biotische invloeden kunnen positief of negatief zijn voor de populatiegrootte. 


Slide 14 - Slide

populatiegrootte
De populatiegrootte=het aantal organismen in een populatie.
  • hangt af van de invloeden uit de omgeving, dus van biotische en abiotische factoren.
  • voldoende voedsel maar weinig vijanden? kunnen de konijnen in een bos zich goed voortplanten. De populatie wordt  groter. 
  • ongunstige omstandigheden= als er weinig te eten is. Er sterven dan meer individuen dan er geboren worden. Daardoor wordt een populatie kleiner.

Slide 15 - Slide

biologisch evenwicht
In veel ecosystemen worden de populaties soms groter, dan weer kleiner. Bij de meeste populaties schommelt de populatiegrootte door de jaren heen rondom een evenwichtswaarde. 

Slide 16 - Slide

Biologisch evenwicht

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Video

Samenleven
Binnen een populatie heeft elk individu relaties met soortgenoten: Konijnen leven  samen in hol en krijgen samen jongen. Of ze vechten met elkaar om voedsel.
Relatie kan gericht zijn op concurrentie of op samenwerking



Slide 20 - Slide

Relaties
Elk organisme heeft relaties met soortgenoten. Er zijn twee soorten relaties tussen organismen:
concurrentie (of competitie): organismen vechten om hetzelfde
samenwerking: organismen werken samen


Slide 21 - Slide

Relaties binnen een populatie

Dieren die in groepen leven, hebben vaak een rangorde. Eén dier is dan de baas.

Een territorium is een gebied waar één dier leeft, of een groep dieren van dezelfde soort. Andere soortgenoten mogen er niet in.  Daardoor komen ze elkaar niet tegen en gaan ze ook niet vechten.

Bij  paarvorming werken een mannetje en een vrouwtje samen om zich voort te planten.

Slide 22 - Slide

Relaties tussen soorten
Individuen van verschillende soorten kunnen een langdurige relatie met elkaar hebben. Zo’n langdurige samenleving noem je symbiose

Een voorbeeld van symbiose is een korstmos. Hierin leven een schimmel en een alg met elkaar samen. De alg maakt voedsel voor de schimmel door fotosynthese. De schimmel zorgt voor water en een beschutte plek voor de alg.

Slide 23 - Slide

Parasitisme
Een van de individuen kan nadeel hebben van de samenleving. Dat noem je parasitisme. Hierbij leeft een individu, de parasiet, op of in een individu van een andere soort, de gastheer. Parasieten kunnen dieren, planten of schimmels zijn (zie afbeelding 5).

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Relaties tussen soorten
Symbiose = Twee organismen van verschillende soorten leven langdurig samen.
Parasitisme = Eén van de twee heeft een nadeel.                    
  • Gastheer = Het organisme dat een nadeel heeft.
  • Parasiet = Het organisme die een voordeel heeft.

Slide 26 - Slide

Een groep leeuwen vallen tegelijk een zebra aan. Hoe noemen wij dit?
A
Samenwerking
B
Parasitisme
C
Symbiose
D
Concurrentie

Slide 27 - Quiz

Dieren die in een groep leven , hebben vaak een....
A
Territorium
B
Rangorde
C
Symbiose

Slide 28 - Quiz


Poetsvissen zijn vissen die andere vissen helpen door het verwijderen van restanten dode huid en het schoonmaken van wonden.

Waar is de relatie tussen een poetsvis en een andere vis een voorbeeld van?
A
Concurrentie
B
Parasitisme
C
Samenwerking

Slide 29 - Quiz

Zet de verschillende soorten gedrag in de juiste kolom.
Samenwerken
Concurrentie

Territorium aangeven

Paarvorming

symbiose

Parasitisme

Slide 30 - Drag question

Slide 31 - Video

Aan het werk:
Lees BS 3 Samenleven
Maak opdrachten BS 3

BB=7.3 opdr  1 tm 7
KB= 7.3 opdr 1 tm 7 (5 overslaan)

Slide 32 - Slide