Hoofdstuk 6 Mens en Milieu

Hoofdstuk 6 
Mens en Milieu
1 / 26
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

This lesson contains 26 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 6 
Mens en Milieu

Slide 1 - Slide

Leerdoelen hs 6 
Stencil doornemen

Slide 2 - Slide

Maak een keus uit 1 van de volgende opties:
Leerdoelen uitwerken
Oefentoets/ examenvragen maken 
Uitleg:
Ecologische voetafdruk/kringlopen/ 
Mijn keuze

Slide 3 - Drag question

Uitleg hs 6 

Slide 4 - Slide

We gebruiken de aarde op 5 manieren:
1. Energie: voor verwarming, koken, licht, vervoer.
2. Voedsel: plantaardig en dierlijk voedsel
3. Water: om te drinken, te wassen en voedsel te bereiden (in Nederland gebruiken we ongeveer 128 L per persoon per dag).
4. Grondstoffen: voor alle spullen die we gebruiken, zoals katoen, ijzer, hout, aardolie, steen.
5. Afval: huishoudelijk afval, papier, plastic, afvalwater en afvalgassen

Slide 5 - Slide

ecologische voetafdruk
Ieder mens haalt dat wat hij nodig heeft van de aarde en laat er afval op achter.
Zo gebruikt ieder mens een stukje aarde.

Om te vergelijken hoeveel van de aarde iedereen gebruikt, is de ecologische voetafdruk bedacht. 

Slide 6 - Slide

Kringlopen zijn een oplossing om duurzamer om te gaan met de aarde
Duurzaam/ duurzaamheid= mensen bedenken manieren om zuinig met de aarde om te gaan, zodat er in de toekomst voor iedereen genoeg water, voedsel, energiebronnen en grondstoffen overblijven.

Slide 7 - Slide

Bron 5

Slide 8 - Slide

Bron 5/6

Slide 9 - Slide

Veel voedsel produceren
Boeren proberen met zo min mogelijk kosten zoveel mogelijk voedsel te produceren.
Dat gebeurt op 4 manieren (zie volgende slides): 
  1. Veel van hetzelfde produceren
  2. Opbrengst verhogen
  3. Schade en ziekte voorkomen
  4. Supergewassen en supervee 

Slide 10 - Slide

  1.  Veel van hetzelfde produceren.
= monocultuur
Akkerbouw:
- makkelijk in te zaaien / onderhouden / oogsten
- minder verschillende machines nodig
intensieve veehouderij / bio-industrie
stallen op 1 manier inrichten -
1 soort voer en verzorging nodig -

Slide 11 - Slide

2. Opbrengst verhogen
= mestgebruik en krachtvoer
planten en dieren groeien hierdoor sneller
akkerbouw:
kunstmest: witte korrest met mineralen
dierlijke mest: poep en plas van dieren
veehouderij
voer met extra eiwitten en mineralen: krachtvoer

Slide 12 - Slide

4. Super gewassen en supervee
= veredeling / fokken, genetische modificatie
Zo worden er rassen met gunstige 
eigenschappen gemaakt.
akkerbouw:
- veredeling
snel groeiend ras met 
een groot  groeiend 
ras kruisen.
intensieve veehouderij / bio-industrie
fokken -
sterk ras (gezond) kruisen met een 
ras met hoge melkproductie
genetische modificatie (nieuwe rassen)

Slide 13 - Slide

Regels voor boeren
Akkerbouw en veeteelt heeft gevolgen voor de omgeving.
Daarom moeten boeren aan veel regels voldoen.
Op de volgende slides meer over:
  1. Regels voor de mestproductie en bemesting
  2. Regels voor gewasbeschermingsmiddelen
  3. Regels voor het welzijn van dieren

Slide 14 - Slide

1. Regels voor de mestproductie en bemesting
Regels:
  • Boeren mogen niet méér mineralen op het land brengen dan hun gewassen op kunnen nemen.
  • Boeren mogen de mest niet over het land verspreiden, maar moeten het met een machine in de grond spuiten = mestinjectie

Gevolgen overbemesting:
  • meer mineralen in de grond dan planten en akkers nodig zijn = milieuproblemen
  • mineralen zakken de bodem in en komen in het grondwater terecht = vermesting
    --> sommige planten soorten groeien te snel en overwoekeren andere soorten
    --> waterbloei (waterplantjes als alg en kroost groeien zeer snel)
  • verzuring van de bodem door ammoniak in dierlijke mest

Slide 15 - Slide

2. Regels voor gewasbeschermingsmiddelen
Regels:
  1. De middelen moeten selectief zijn: doden zoveel mogelijk alleen de plaagorganismen.
  2. De middelen moeten biologisch afbreekbaar zijn: bacteriën en schimmels kunnen het afbreken.

Slide 16 - Slide

Gevolgen gewasbeschermingsmiddelen
Als het niet selectief is: andere organismen worden ook gedood.
Als het niet biologisch afbreekbaar is: het gif blijft te lang in de bodem. 
Planten nemen het gif op. Dieren die de planten eten krijgen het gif ook binnen. De gifstoffen worden opgeslagen in het vetweefsel of de lever en zo wordt het gif steeds hogerop in de voedselketen doorgegeven. Bovenin de keten ontstaat dan gifophoping. De dieren die bovenaan in de keten staan, krijgen zoveel gif binnen, dat ze ook doodgaan.

Slide 17 - Slide

Afvalstoffen in de lucht
- Fijnstof: Kleine stofdeeltjes van verbrandingsmotoren, vaak bij industrie of snelwegen 
-Smog: Afvalstoffen en fijnstof blijven op warme windstille dagen hangen boven steden.
- Verzuring: Zwaveloxiden en Stikstofoxiden worden zwavel en salpeterzuur. Dit regent op de grond.

Slide 18 - Slide

Koolstofdioxide
Door fotosynthese en verbranding word de hoeveelheid koolstof in de atmosfeer bepaald.

Door fossiele brandstoffen te verbranden brengen we co2 terug in de atmosfeer die er lang geleden door fotosynthese uit gehaald is.

Slide 19 - Slide

Bron 9

Slide 20 - Slide

Broeikaseffect
De zonnewarmte word weerkaatst door het aardoppervlak en door ijs.

Een deel daarvan wordt door broeikasgassen in de lucht terug naar de grond gestuurd.
Hoe meer broeikasgassen hoe meer warmte er wordt teruggestuurd.
Meer Co2 levert een versterkt broeikaseffect op.

Slide 21 - Slide

Bron 12 Bron 13

Slide 22 - Slide

Duurzaam voedsel 
(biologische landbouw)
  1. Natuurlijke mest
  2. Biologisch veetelen
  3. Geen chemische gewasbescherming (voorbeelden in video)
  • Onkruid met de hand
  • Biologische plaagbestrijding
  • Feromonen

Slide 23 - Slide

Zelf duurzaam eten
  1. Kies voor biologische producten
  2. Milieubewust vlees eten (vooral kip of een dagje minder)
  3. Insecten eten

Slide 24 - Slide

Vermindering broeikaseffect
  1. Minder elektriciteit (bijv. licht uit, zuinigere apparaten)
  2. Duurzame energie gebruiken (elektrische auto's, windenergie, zonne-energie, biobrandstrof)

Slide 25 - Slide

Vermindering van luchtvervuiling
  1. industrie (rookgaszuivering)
  2. verkeer (katalysator, roetfilter)
  3. (fossiele)energiebesparen (energielabels)


Slide 26 - Slide