Van zelfstandige naamwoorden kun je verkleinwoorden maken.
Een verkleinwoord maak je meestal door -je achter het woord te zetten:
haak → haakje; rups → rupsje.
Soms moet je andere letters toevoegen om het goed te laten klinken, zoals -pje; -tje; of -etje:
– bloem → bloempje; schuim → schuimpje
– tuin → tuintje; grasmaaier → grasmaaiertje
– wandeling → wandelingetje; behang → behangetje
Als het zelfstandig naamwoord eindigt op -ng, moet je soms -g vervangen door -k:
koning → koninkje; vergoeding → vergoedinkje.
Gebruik bij twijfel een (online) woordenboek.