Hoofdstuk 1 les 1

goedemorgen
goedemiddag
tot morgen
prettig weekend
Hoe gaat het?
Zin om iets te drinken?
Nederlandse
televisie en radio

Nederlandse versie van je navigatie

EenNederlands kinderboek...
Learn Dutch 
start with
good morning
Have a nice weekend.
good afternoon
see you tomorrow
How are you?
Feel like having a drink?
1 / 41
next
Slide 1: Slide
NT2WOHBOStudiejaar 1

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

goedemorgen
goedemiddag
tot morgen
prettig weekend
Hoe gaat het?
Zin om iets te drinken?
Nederlandse
televisie en radio

Nederlandse versie van je navigatie

EenNederlands kinderboek...
Learn Dutch 
start with
good morning
Have a nice weekend.
good afternoon
see you tomorrow
How are you?
Feel like having a drink?

Slide 1 - Slide

El Molinero 
Taaltrainingen NT2
goedemorgen
goedemiddag
tot morgen
prettig weekend
Hoe gaat het?
Zin om iets te drinken?
Nederlandse
televisie en radio

Nederlandse versie van je navigatie

EenNederlands kinderboek...
Learn Dutch 
start with
good morning
Have a nice weekend.
good afternoon
see you tomorrow
How are you?
Feel like having a drink?

Slide 2 - Slide

kennismaken

Slide 3 - Slide

kennismaken

Slide 4 - Slide

Les 1
J
You are able to

... introduce yourself

...tell where you live

...count to 20

...use the verbs to listen, to have and to be
Je kunt

...jezelf voorstellen

...vertellen waar je woont 

...tot 20 tellen 

...de werkwoorden luisteren, hebben en zijn gebruiken

Slide 5 - Slide

Les 1
J
You are able to

... introduce yourself

...tell where you live

...count to 20

...use the verbs to listen, to have and to be
Je kunt

...jezelf voorstellen

...vertellen waar je woont 

...tot 20 tellen 

...de werkwoorden luisteren, hebben en zijn gebruiken
El Molinero 
Taaltrainingen NT2

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

personaal pronomen
Ik
jij
hij
zij/ze
het
u

wij/we
jullie
zij/ze

Slide 8 - Slide

personaal pronomen
Ik
jij
hij
zij/ze
het
u

wij/we
jullie
zij/ze
werk
werkt
werkt
werkt
werkt
werkt

werken
werken
werken

Slide 9 - Slide

personaal pronomen
Ik
jij
hij
zij/ze
het
u

wij/we
jullie
zij/ze
werk
werkt
werkt
werkt
werkt
werkt

werken
werken
werken

werk jij?

Slide 10 - Slide

personaal pronomen
Ik
jij
hij
zij/ze
het
u

wij/we
jullie
zij/ze
werk
werkt
werkt
werkt
werkt
werkt

werken
werken
werken

werk jij?

ik - geen t
je  -  soms een t 
hij, zij, het / u -  altijd een  t

Slide 11 - Slide

personaal pronomen
Ik
jij
hij
zij/ze
het
u

wij/we
jullie
zij/ze
luister
luistert
luistert
luistert
luistert
luistert

luisteren
luisteren
luisteren

luister jij?

ik - geen t
je  -  soms een t 
hij, zij, het / u -  altijd een  t

Slide 12 - Slide

Type simpel
Ik
wij
luister
luisteren
drop -en
luisteren

Slide 13 - Slide

personaal pronomen
Ik
jij
hij
zij/ze
het
u

wij/we
jullie
zij/ze
ken
kent
kent
kent
kent
kent

kennen
kennen
kennen

ken jij?

ik - geen t
je  -  soms een t 
hij, zij, het / u -  altijd een  t

Slide 14 - Slide

Type simpel - type kort
Ik
wij
luister
luisteren
Ik
wij
ken
kennen
drop a consonant
drop -en
drop -en
kennen
luisteren

Slide 15 - Slide

personaal pronomen
Ik
jij
hij
zij/ze
het
u

wij/we
jullie
zij/ze
leer
leert
leert
leert
leert
leert

leren
leren
leren

leer jij?

ik - geen t
je  -  soms een t 
hij, zij, het / u -  altijd een  t

Slide 16 - Slide

Type simpel - type kort - type lang
Ik
wij
leer
leren
Ik
wij
luister
luisteren
Ik
wij
ken
kennen
drop -en
drop a consonant
add a vowel
drop -en
drop -en
luisteren
kennen
leren

Slide 17 - Slide

simpel, kort, lang
simpel - type 'S'

drop -en

luisteren - ik denk
kort - type 'K'

drop -en
drop 1 consonant

lang - type 'L'

drop -en
add 1 vowel

kennen - ik ken
leren - ik leer

Slide 18 - Slide

hebben en zijn
Ik
jij
hij
zij/ze
het
u

wij/we
jullie
zij/ze
heb
hebt
heeft
heeft
heeft
heeft

hebben
hebben
hebben

heb jij?

Ik
jij
hij
zij/ze
het
u

wij/we
jullie
zij/ze
ben
bent
is
is
is
bent

zijn
zijn
zijn

ben jij?

Slide 19 - Slide

goede morgen
allemaal
wonen
de achternaam
beginnen
het nummer
de voornaam
docent
het land
de straat
buurman
buurvrouw

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Dag Anna. Woon ______ ook in Amsterdam?
A
wij
B
jij
C
zij

Slide 22 - Quiz

De andere docent is Paul. ___ komt uit Engeland.
A
Hij
B
Wij
C
Jij

Slide 23 - Quiz

Hans en Freek, hebben ___ het boek ook?
A
hij
B
jullie
C
ik

Slide 24 - Quiz

Mevrouw, woont ___ op nummer 24?
A
zij
B
hij
C
u

Slide 25 - Quiz

Het is pauze. ___ stoppen even.
A
Ik
B
We
C
je

Slide 26 - Quiz

Slide 27 - Slide

het alfabet

Slide 28 - Slide

luisterbingo
Welke voornamen hoor je?
Op welk adres woont de vrouw?
Op welk adres woont de man?
Hoe heet de docent?
Waar komen de cursisten vandaan?
Hebben de cursisten dezelfde naam?

Slide 29 - Slide

zinsaccent

Slide 30 - Slide

huiswerk
blz. 28, opdracht 11
blz. 30 - own vocabulary / nieuwe woorden gebruiken
inloggen op www.coutinho.nl
1.4 personaal pronomen
extra materiaal

Slide 31 - Slide

Ik ______ in Nederland?
A
woon
B
woont
C
wonen

Slide 32 - Quiz

Paul ___ uit Engeland.
A
kom
B
komt
C
komen

Slide 33 - Quiz

Hans en Freek ___ een boek.
A
heb
B
hebt
C
heeft
D
hebben

Slide 34 - Quiz

Dag Anna, woon ______ ook in Alkmaar?
A
wij
B
jij
C
zij

Slide 35 - Quiz

De andere docent is Paul. ___ komt uit Engeland.
A
Hij
B
Wij
C
Jij

Slide 36 - Quiz

Hans en Freek, hebben ___ het boek ook?
A
hij
B
jullie
C
ik

Slide 37 - Quiz

Mevrouw, woont ___ op nummer 24?
A
zij
B
hij
C
u

Slide 38 - Quiz

Het is pauze. ___ stoppen even.
A
Ik
B
We
C
Je

Slide 39 - Quiz

Slide 40 - Slide

personaal pronomen
Ik
jij/je
hij
zij/ze
het
u

wij/we
jullie
zij/ze
werk
werkt
werkt
werkt
werkt
werkt

werken
werken
werken

werk je?

luister
luistert
luistert
luistert
luistert
luistert

luisteren
luisteren
luisteren

luister je?

to work
to listen
heb
hebt
heeft
heeft
heeft
hebt

hebben
hebben
hebben
ik - geen t
hij, zij, het / u -  altijd een  t
jij/je  -  soms een t 
to have

heb je?

Slide 41 - Slide