Meewerkend voorwerp en naamwoordelijk gezegde

Meewerkend voorwerp en naamwoordelijk gezegde
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Meewerkend voorwerp en naamwoordelijk gezegde

Slide 1 - Slide

Inhoud van de les
Lesdoelen
Weektaak
Naamwoordelijk gezegde
Meewerkend voorwerp
Volgende les

Slide 2 - Slide

De cd's van Arita zijn erg goed.
A
zijn
B
zijn erg goed
C
De cd's zijn erg goed
D
In deze zin staat geen naamwoordelijk gezegde

Slide 3 - Quiz

De jongen met het rode gezicht bleef iets te lang onder de zonnebank.
A
bleef iets te lang
B
bleef
C
bleef onder de zonnebank
D
In deze zin staat geen naamwoordelijk gezegde

Slide 4 - Quiz

Deze jurk lijkt iets te klein te zijn.
A
lijkt iets te klein te zijn
B
lijkt
C
lijkt iets te klein
D
In deze zin staat geen naamwoordelijk gezegde

Slide 5 - Quiz

Waarom word je steeds zo boos op mij?
A
word
B
word zo boos
C
word je boos
D
In deze zin staat geen naamwoordelijk gezegde

Slide 6 - Quiz

Hoe blijf jij in vredesnaam zo slank?
A
blijf
B
blijf in vredesnaam
C
blijf zo slank
D
In deze zin staat geen naamwoordelijk gezegde

Slide 7 - Quiz

Door die opmerking van mijn beste vriendin werd ik erg geraakt.
A
werd
B
werd geraakt
C
werd erg geraakt
D
In deze zin staat geen naamwoordelijk gezegde

Slide 8 - Quiz

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Link

Samen aan de slag met de theorie
Blz. 149 opdr. 3.1 en 3.2
  • Klassikaal zin a en b
  • In duo's zinnen c t/m e

Wat je niet af krijgt is huiswerk

Slide 11 - Slide

Lesdoelen behaald?
Aan het einde van les kan ik het naamwoordelijk gezegde in een zin benoemen.

Aan het einde van de les kan ik een meewerkend voorwerp herkennen in een zin met een naamwoordelijk gezegde.

Slide 12 - Slide

Volgende les
Maandag: voornaamwoorden
Dinsdag: de les vervalt
Vrijdag: voorzetsel en bijwoord

Slide 13 - Slide

Lesdoelen
Aan het einde van les kan ik het naamwoordelijk gezegde in een zin benoemen.

Aan het einde van de les kan ik een meewerkend voorwerp herkennen in een zin met een naamwoordelijk gezegde.

Slide 14 - Slide