"Ik heb wil beter worden in hardlopen. Mijn grote doel is 10 kilometer rennen. Dat lukt alleen als ik kleine doelen stel: deze week ren ik 2 kilometer, volgende week 3. Zo kom ik er.”
Slide 6 - Slide
Wat is een doel?
Wat is een minidoel?
Waarom is een doel handig bij het leren?
Een goed doel is klein, duidelijk en realistisch.
Slide 7 - Slide
Groot doel: Ik wil beter Nederlands leren.
Luisteren, lezen, spreken, gesprekken voeren en schrijven.
Klein doel (minidoel):
In de meivakantie kijk ik drie keer naar het Journaal in makkelijke taal en leer ik 10 nieuwe woorden.
Slide 8 - Slide
Voorbeelden van minidoelen
Ik luister elke dag 1 liedje in het Nederlands.
Ik leer 10 nieuwe woorden met Quizlet.
Ik schrijf 3 zinnen per dag in mijn schrift.
Ik praat met mijn buurvrouw in het Nederlands.
Ik kijk 1 film met Nederlandse ondertitels.
Slide 9 - Slide
Zelf een minidoel maken
Bedenk een minidoel.
Schrijf je minidoel op een post-it.
Ik ga in de meivakantie ...
Plak de post-it op de poster.
Na de vakantie vertelt je of je jouw doel gehaald hebt.
timer
15:00
Slide 10 - Slide
Spelling van de werkwoorden verleden tijd
Slide 11 - Slide
Wat gaan we doen?
2e uur
Verleden tijd
Grammatica in DISK
Lesdoelen
Ik weet hoe ik werkwoorden in de verleden tijd moet schrijven.
Slide 12 - Slide
Bedenk een zin in de verleden tijd.
Slide 13 - Mind map
Samenwerken
Werk in je groepje.
Schrijf samen een kort verhaal van drie zinnen in de verleden tijd.
Denk aan wat je vanmorgen gedaan hebt.
Na 10 minuten leest een van jullie je verhaal voor aan de klas.