Klas 3: Unit 4 AR grammar

Grammar
Verleden tijdsvormen:
- simple past 
- present perfect
- past continuous
Grammatica herhaling:
verleden tijdsvormen
- simple past
- past continuous


Deze 2 + de onregelmatige werkwoorden komen terug op het proefwerk!
1 / 27
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Grammar
Verleden tijdsvormen:
- simple past 
- present perfect
- past continuous
Grammatica herhaling:
verleden tijdsvormen
- simple past
- past continuous


Deze 2 + de onregelmatige werkwoorden komen terug op het proefwerk!

Slide 1 - Slide

simple past
Simple past = werkwoord + ed
- iets is vroeger gebeurd en nu afgelopen
- signaalwoorden: yesterday, last week, two year ago, this morning, etc.

! Onregelmatige werkwoorden ! = 2e rijtje
to do - did - done - doen         je gebruikt 'did'

Slide 2 - Slide

simple past
Past continuous = was/were + werkwoord + ing
1. iets duurde in het verleden een tijdje, maar is nu afgelopen.
2. in combinatie met simple past: iets was in het verleden aan de gang, toen er iets anders gebeurde. De actie die als eerst begon krijgt de past continuous vorm. 
 


Slide 3 - Slide

Vergelijken:
Simple past
Past continuous
Wanneer?
Als iets in het verleden begon, en ook eindigde.
Als iets in het verleden een tijd duurde.
Hoe?
werkwoord +ed
Onregelmatige werkwoorden: een eigen vorm. (2e rijtje)
was / were + werkwoord +ing

Samenvattend:

Slide 4 - Slide

The children _________ in the park when it started to rain. (play)
A
played
B
were played
C
were playing
D
was playing

Slide 5 - Quiz

I was watching a movie when I ________ him standing outside. (notice)
A
noticed
B
was noticing
C
were noticed
D
noticeed

Slide 6 - Quiz

She arrived when I ________ a bath, so I couldn't open the door. (have)
A
were having
B
had
C
haved
D
was having

Slide 7 - Quiz

We ________ a famous celebrity when we were shopping on Oxford Street yesterday. (see)
A
were seeing
B
saw
C
seed
D
were seen

Slide 8 - Quiz

She was drinking too much, so she _________. I hope she learned her lesson. (fall)
A
fell
B
was falled
C
was falling
D
falled

Slide 9 - Quiz

Charlie was hiding in a wardrobe when Lola _______ him. (find)
A
finded
B
was finding
C
founded
D
found

Slide 10 - Quiz

The laptop ________ when I was watching YouTube. (break)
A
broke
B
was broke
C
was breaking
D
breaked

Slide 11 - Quiz

Simple past or past continuous? Maak de zin af met de juiste vorm.
She was smiling until the terrible singer _________ on stage. (come)

Slide 12 - Open question

Simple past or past continuous? Maak de zin af met de juiste vorm.

I _________ in a cafe when you called. (sit)

Slide 13 - Open question

Simple past or past continuous? Maak de zin af met de juiste vorm.

Susie was watching a movie when she ________ a noise. (hear)

Slide 14 - Open question

Simple past or past continuous? Maak de zin af met de juiste vorm.

We ___________ television when the power went off. (watch)

Slide 15 - Open question

Simple past or past continuous? Maak de zin af met de juiste vorm.

I _________ in Cape Town when Michelle Obama visited. (live)

Slide 16 - Open question

Onregelmatige werkwoorden
Op de toets:
Wat is de verleden tijd van *werkwoord*?
Wat is het voltooid deelwoord van *werkwoord*?



Onregelmatige werkwoorden
Op het proefwerk:
Wat is de verleden tijd van *werkwoord*?
Wat is het voltooid deelwoord van *werkwoord*?

Werkwoord
Verleden tijd
Voltooid deelwoord
Nederlands
to bring
brought
brought
brengen
to draw
drew
drawn
tekenen
to know
knew
known
weten

Slide 17 - Slide

Wat is de verleden tijd van: to be

Slide 18 - Open question

Wat is de verleden tijd van: to drive?

Slide 19 - Open question

Wat is de verleden tijd van: to eat?

Slide 20 - Open question

Wat is het voltooid deelwoord van: to bite?

Slide 21 - Open question

Wat is het voltooid deelwoord van: to fight?

Slide 22 - Open question

Wat is het voltooid deelwoord van: to freeze?

Slide 23 - Open question

Wat is de verleden tijd van: to go?

Slide 24 - Open question

Wat is de verleden tijd van: to hold

Slide 25 - Open question

Wat is het voltooid deelwoord van: to lose?

Slide 26 - Open question

Wat is het voltooid deelwoord van: to pay?

Slide 27 - Open question