Thema 7 Uitscheiding H21

Thema 7 Uitscheiding
Hoofdstuk 21 Regulering van de bloedsamenstelling
1 / 10
next
Slide 1: Slide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

This lesson contains 10 slides, with text slides.

Items in this lesson

Thema 7 Uitscheiding
Hoofdstuk 21 Regulering van de bloedsamenstelling

Slide 1 - Slide

Wateruitscheiding

De reabsorptie van water staat onder hormonale controle.

Het hormoon dat hier dorect invloed op heeft is het antidiuretisch hormoon (ADH).


Functie ADH:

Stimuleren van de nierbuisjes om meer water uit de voorurine aan het bloed af te geven.


Slide 2 - Slide

Het watergehalte van het bloed heeft direct invloed op de bloeddruk.

Hoe meer water in het bloed, hoe hoger de bloeddruk.


De hersenen registreren de osmotische waarde van het bloed.

(verhouding water en zouten)


Slide 3 - Slide

Als de osmotische waarde hoger is dan normaal dan gebeurt het volgende:

  • Hersenen geven signaal aan de hypofyse (hormoonklier vlakbij de hersenen).
  • De hypofyse wordt gestimuleerd om meer ADH aan het bloed af te geven.
  • ADH komt via het bloed bij de nieren terecht en veroorzaakt meer reabsorptie van water.
  • De osmotische waarde wordt zo weer normaal.
  • De hersenen remmen de hypofyse weer af in hun ADH- productie.

Slide 4 - Slide

Zoutenuitscheiding

De zoutenconcentratie is erg belangrijk voor de bloeddruk.


Teveel zouten? Dan wordt er teveel water vastgehouden en wordt de bloeddruk te hoog.

Te weinig zouten? Dan wordt er veel water uitgescheiden en daalt de bloeddruk.



Slide 5 - Slide

De zoutenuitscheiding staat onder hormonale controle.

Het begint met de afgifte van het hormoon renine door het nierweefsel zelf.


Renine wordt gevormd door de juxtaglomulaire cellen in de wand van het afvoerend bloedvaatje van de functionele eenheid.

Deze cellen registreren de bloeddruk.


Wordt de bloeddruk te laag dan geven deze cellen renine af aan het bloed.

Slide 6 - Slide

Renine zet het onwerkzame bloedeiwit angiotensinogeen om in het werkzame angiotensine.


Angiotensine heeft de volgende werkingen:

  • Stimuleert een hormoonklier, de bijnierschors, tot de afgifte van het hormoon aldosteron.
  • Veroorzaakt in het hele lichaam vaatvernauwing van de arteriolen. De perifere weerstand van wordt groter en er gaat minder bloed naar de haarvaten. (bloeddrukverhogend effect)


Slide 7 - Slide

Regulering van de zuurgraad

Slide 8 - Slide

Aanmaak van rode bloedcellen

Nieren hebben invloed op de aanmaak van de rode bloedcellen en daarmee op het zuurstofgehalte van het bloed.


Ze zijn in staat veranderingen in het zuurstofgehalte te registreren.


Bij te weinig zuurstof in het bloed geeft het nierweefsel meer erytropoëtine (EPO) aan het bloed af.

Dit hormoon stimuleert de aanmaak van rode bloedcellen in het rode beenmerg.


Hierdoor kan het bloed meer zuurstof binden en stijgt het zuurstofgehalte van het bloed.

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide