Inhoudswoorden

Inhoudswoorden
Ga naar Lessonup.app en voer de onderstaande code in:
Start
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsBasisschoolGroep 8

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Inhoudswoorden
Ga naar Lessonup.app en voer de onderstaande code in:
Start

Slide 1 - Slide

Doel van de les:
Aan het einde van de les weet je wat inhoudswoorden zijn en kun je de inhoudswoorden vinden in een zin.

Slide 2 - Slide

Wat zijn ook alweer inhoudswoorden
- werkwoorden
- bijvoeglijk naamwoorden
- Zelfstandig naamwoorden
- bijwoorden

Slide 3 - Slide

Werkwoorden:
Een werkwoord zegt wat een mens, ding of dier doet.
Bijvoorbeeld: lopen, sporten, slapen
Let op: Hebben, zijn en worden zijn ook werkwoorden!

Slide 4 - Slide

Zelfstandignaamwoorden:
Dit zijn mensen, dieren, dingen, namen, plaatsen, landen.
Je kunt er  vaak een lidwoord voor zetten.
Bijvoorbeeld: Opa, olifant, spiegel, lucht, Nederland

Slide 5 - Slide

Bijvoeglijk naamwoord:
Vertelt iets over het zelfstandig naamwoord:
de rode trui
 de mooie ketting
de houten tafel
het lieve konijntje


Slide 6 - Slide

Bijwoord:
1. Als een woord aangeeft waar, wanneer en hoe iets gebeurt.
Bijvoorbeeld: Vandaag zijn we allemaal op school. Vandaag
2. Vertelt iets over het bijvoeglijk naamwoord of werkwoord.
Bijvoorbeeld: Dat is een zeer interessante ontdekking. - Zeer vertelt iets over interessante.
3. Vertelt iets over een ander bijwoord.
Bijvoorbeeld: Hij loopt heel snel. Heel vertelt iets over snel.

Slide 7 - Slide

Zij heeft een mooie, nieuwe auto gekocht.
Wat voor inhoudswoord is nieuwe?
A
Werkwoord
B
Zelfstandig naamwoord
C
Bijvoeglijknaamwoord
D
Bijwoord

Slide 8 - Quiz

In Nederland vieren we koningsdag op 27 april.
Welk inhoudswoord is Nederland?
A
Bijwoord
B
Zelfstandig naamwoord
C
Bijvoeglijk naamwoord
D
werkwoord

Slide 9 - Quiz

Italië is de hele terechte winnaar geworden.
Hele is een....?
A
Zelfstandig naamwoord
B
Bijvoeglijk naamwoord
C
werkwoord
D
bijwoord

Slide 10 - Quiz

Volgend jaar wordt het toernooi gehouden in Italië!
Wordt is een....?
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
bijwoord

Slide 11 - Quiz

Benoem de zelfstandig naamwoorden:
Sheila is alsnog een zorgzame vrouw geworden.

Slide 12 - Open question

Benoem de bijvoeglijk naamwoorden en zelfstandig naamwoorden.
Heb jij in die blauwe luchtballon gevaren?

Slide 13 - Open question

Wat zijn de werkwoorden in de zin?
Wat heeft deze winkelier jou gegeven?

Slide 14 - Open question

Wat is het bijvoeglijk naamwoord?
Hebben zij in die rode auto gereden?

Slide 15 - Open question

Wat is het bijwoord?
Morgen komt Tom niet naar school.

Slide 16 - Open question

Wat is het bijwoord?
Daar woont de timmerman.

Slide 17 - Open question

Wat is het bijwoord?
Dat kasteel is ontzettend oud.

Slide 18 - Open question

Wat is het bijwoord?
Lucas kan hard rennen.

Slide 19 - Open question

Samenwerking
Stap 1: Leg samen alle kaartjes in de goede rij.

Stap 2: Ga even verder met je werkwoordspellingtekening
                totdat de timer gaat.

Als je een vraag hebt en er samen niet uitkomt, steek dan je vinger op. Succes! 
timer
5:00

Slide 20 - Slide

Zelfstandig werken
Stap 1: Maak het werkblad.

Stap 2: Leg het werkblad op de hoek van je tafel.

Stap 3: Ga verder aan je werkwoordspellingtekening.

Stap 4: Ga rustig lezen in je leesboek. 

Slide 21 - Slide

Wat heb je vandaag geleerd?

Slide 22 - Mind map