§ 4.6 De inrichting van de openbare ruimte

WELKOM!
Les paragraaf 4.6, de woonomgeving.

Nodig: 
Laptop: LessonUp
Schrift en pen
AK-boek
1 / 36
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

WELKOM!
Les paragraaf 4.6, de woonomgeving.

Nodig: 
Laptop: LessonUp
Schrift en pen
AK-boek

Slide 1 - Slide

Startopdracht
1. Op welke drie onderwerpen scoort Nesselande slechter dan Spangen?
2. Geef voor elke  slechtere score een verklaring aan de hand van je kennis over de verschillende wijken met behulp van de bronnen.
Bekijk de buurtprofielen  van Nesselande en Spangen (blz156). Nesselande = Vinexwijk .  Spangen = 19e eeuwse arbeiderswijk. 
Nesselande scoort (bijna) overal positiever op.

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Startopdracht
1. Bekijk bron 36 van je boek (Enkele buurten in Heerlen)
2. In welke wijk zou dit gezin volgens jou gaan wonen, in Meezenbroek of Mariagewande? Geef drie argumenten gebaseerd op de gegevens uit de tabel in bron 36.
Een Surinaamse alleenstaande moeder van 33 met twee kinderen, 10 en 8 jaar, gaat verhuizen naar Heerlen, omdat ze er een baan als programmeur bij de Belastingdienst gevonden heeft. Zij bekijkt de gegevens in bron 36.

Slide 5 - Slide

Lesdoel
  • Je kan de kenmerken van de woonomgeving benoemen , beschrijven en toelichten

Hoe:
  • Objectieve sociale veiligheid & subjectieve sociale veiligheid : wat is het? 
  • Kenmerken van een openbare ruimte: welke? Hoe kan je ze verbeteren?
  • Sociale veiligheid: H oe kan je deze verbeteren? 

Slide 6 - Slide

Buurtprofiel
Bij het buurtprofiel wordt gelet op woningkenmerken, bewonerskenmerken én de woonomgeving! De leefbaarheid van een wijk is afhankelijk van deze 3 variabelen. 

Als het om woonomgeving gaat kijken we naar: de straat, het plantsoen, de stoep, maar ook de voortuinen, balkons en voorgevels van de huizen. De leefbaarheid in Nederland is gemiddeld goed, maar vooral in de grote steden scoren sommige buurten slecht. Hinder van harde muziek op ongewone tijden, intimidatie door dronken zwervers, zwerfvuil of hondenpoep verzieken de leefbaarheid in een buurt.

Slide 7 - Slide

De woonomgeving en sociale veiligheid
De leefbaarheid kan verbeterd worden wanneer de sociale veiligheid beter wordt - mate van veiligheid die de samenleving biedt.

  1. Objectieve sociale veiligheid
  2. Subjectieve sociale veiligheid
De (on)veiligheid afgemeten aan het aantal criminele feiten dat door de politie geteld is.
het gevoel van (on)veiligheid dat mensen hebben.
Waar kunnen we dan naar kijken?

Slide 8 - Slide

'Vorig jaar zijn in de wijk Velve 44 aangiften gedaan van autodiefstal. Het gaat hier om...
A
Subjectieve sociale veiligheid
B
Objectieve sociale veiligheid
C
Beide
D
Geen van beide

Slide 9 - Quiz

De oma van Sjaak loopt liever niet door het tunneltje waar vaak jongeren hangen.
A
Subjectieve sociale veiligheid
B
Objectieve sociale veiligheid

Slide 10 - Quiz


A
Sociale veiligheid
B
Subjectieve sociale veiligheid
C
Objectieve sociale veiligheid
D
Sociale cohesie.

Slide 11 - Quiz

De beleving van de openbare ruimte, dus ook van de
sociale veiligheid van de woonomgeving, is ten dele
subjectief.
4 kenmerken
  1. Toegankelijkheid
  2. Onderhoud
  3. Overzichtelijkheid
  4. Toezicht

Slide 12 - Slide

Toegankelijkheid
  • Is de ruimte voor iedereen toegankelijk?
  • Is de ruimte tussen bepaalde tijden verboden?
  • Bestemmingsverkeer?
  • Doodlopend?

Slide 13 - Slide

Onderhoud

Slide 14 - Slide

Overzichtelijkheid
Bij welke inrichting van de ruimte voel jij je veilig?

Brandgangen zijn vaak onoverzichtelijk, wat de veiligheid negatief beïnvloedt

Slide 15 - Slide

Toezicht
Voel je je veiliger bij aanwezigheid van ordehandhavers of meer bij camera's 

Slide 16 - Slide

Kapotte verlichting bij de flat onmiddellijk vervangen
A
Toezicht
B
Onderhoud
C
Overzichtelijkheid
D
Toegankelijkheid

Slide 17 - Quiz

Het fietspad door het bos wordt opnieuw aangelegd: nu zonder bochten
A
Toezicht
B
Onderhoud
C
Overzichtelijkheid
D
Toegankelijkheid

Slide 18 - Quiz

's Avonds na 21.00 uur is het gebied rondom de Wythemerplas afgesloten
A
Toezicht
B
Onderhoud
C
Overzichtelijkheid
D
Toegankelijkheid

Slide 19 - Quiz

Het plaatsen van camera's in het winkelcentrum
A
Toezicht
B
Onderhoud
C
Overzichtelijkheid
D
Toegankelijkheid

Slide 20 - Quiz

Op de 'loop en sloop'- routes vanuit het uitgaansgebied lopen nachtcoaches
A
Toezicht
B
Onderhoud
C
Overzichtelijkheid
D
Toegankelijkheid

Slide 21 - Quiz

De prullenbakken bij het speelpleintje worden door de kinderen beschilderd
A
Toezicht
B
Onderhoud
C
Overzichtelijkheid
D
Toegankelijkheid

Slide 22 - Quiz

Een veilig gevoel
'Ogen op de straat'  

SOCIALE COHESIE!
Mate van verbondenheid tussen bewoners. Te vergroten door speelplekken, winkels, buurthuizen etc. Ontmoeting staat centraal! Men spreekt elkaar aan.
Ogen op de straat?
  • Voordeur op de begane grond
  • Speeltuintjes
  • Cruyffcourts 
  • Mix van functies - wonen, werken, recreëren. 
Sociale cohesie is ook beter voor elkaar te krijgen in een wijk met veel laagbouw. Staan er veel flats, dan is er meer anonimiteit omdat het grootschalig is. Dat is slecht voor de subjectieve veiligheid

Slide 23 - Slide

Leefbaarheid
  • Leefbaarheid: hoe aantrekkelijk en/of geschikt een gebied of gemeenschap is om er te wonen, of te werken. Vaak gemeten in onderhoud, veiligheid en vervuiling. 

Beïnvloed door: 
  • Sociale veiligheid: de mate van veiligheid binnen een samenleving. 
           -> objectief: feitelijke cijfers van politie.
           -> subjectief: gevoel/beleving van de mensen.
  • Sociale cohesie: gevoel van saamhorigheid. 


Slide 24 - Slide

Woonomgeving
De directe omgeving van woningen: stoep, straat, plantsoen, voorgevel, balkon tuin etc.

Openbare ruimte: bedoeld voor iedereen, maar van niemand. 
Hoe dan toch veiligheid creëren, om leefbaarheid te behouden/verbeteren?
  • Toegankelijkheid
  • Onderhoud
  • Overzichtelijkheid
  • Toezicht

Slide 25 - Slide

Algemene regels
  • Leefbaarheid: samenhang tussen kenmerken van de bewoners, de woningen en de woonomgeving.
  • Wijken rond stadscentrum: vaak slechtere objectieve veiligheid
  • Vinexwijken: vaak minder voorzieningen dan oudere wijken
  • Leefbaarheid en sociale veiligheid in de buurt: samenhang met sociale cohesie en de sociale netwerken in die buurt.
  • Beleving van de openbare ruimte en sociale veiligheid van de woonomgeving gedeeltelijk subjectief:  samenhang persoonskenmerken als leeftijd en geslacht. 

Slide 26 - Slide

Niet in alle wijken zal gentrification plaatsvinden.
Noem twee kenmerken van wijken die wél geschikt zijn voor gentrification

Slide 27 - Open question

1870-1960
1960-1980
1980-nu
Urbanisatie
Suburbansatie
Re-urbanisatie
Creatieve stad
Segregatie
Stedelijke vernieuwing
Herstructurering

Slide 28 - Drag question

Wat is het belangrijkste verschil tussen stadsvernieuwing en herstructurering?

Slide 29 - Open question

Noem een kenmerk van een gebied dat geschikt is voor herstructurering.

Slide 30 - Open question

Om de leefbaarheid in aandachtswijken te verbeteren kunnen gemeentes
aanpassingen doen in de woningvoorraad. Geef twee manieren hoe de gemeente de woningvoorraad kan aanpassen om de leefbaarheid in aandachtswijken te verbeteren.

Slide 31 - Open question

Welke bewoners- en woningkenmerken uit het buurtprofiel horen bij deze wijk?
A
relatief veel koopwoningen, goede staat van onderhoud, relatief hoge inkomens,
B
veel sociale huurwoningen, veel gezinnen met kinderen, hoog percentage eengezinswoningen
C
veel sociale huurwoningen, hoog percentage inwoners met een migratieachtergrond, slechte staat van onderhoud
D
relatief lage inkomens, veel gezinnen met kinderen, hoog percentage inwoners met een westerse migratieachtergrond

Slide 32 - Quiz

Noteer de woningkenmerken van Brandevoort.
Wanneer zijn de woningen gebouwd?
A
Voor 2000
B
Na 2000

Slide 33 - Quiz

Noteer de woningkenmerken van Brandevoort.
Vooral
A
Huurwoningen
B
Koopwoningen

Slide 34 - Quiz

Wat is een juiste bewonerskenmerk van de wijk Brandevoort?
A
Veel mensen met migratieachtergrond
B
Hoger opgeleid
C
Jonge gezinnen
D
Lager besteedbaar inkomen

Slide 35 - Quiz

Doen
Maak nu opdracht 3, 4 en 5 van H4.6 (15 minuten)

Slide 36 - Slide