H2 P1 tot P4 2VMBO

Hoofdstuk 2
Europa verovert de wereld
1 / 21
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Hoofdstuk 2
Europa verovert de wereld

Slide 1 - Slide

Paragraaf 1
Nationalisme

Slide 2 - Slide

Nationalisme en de gevolgen
Grote voorliefde voor je eigen volk, taal, geschiedenis en cultuur heet nationalisme. In de 19e eeuw groeide het nationalisme onder alle volken in Europa. Dat kwam doordat kunstenaars en schrijvers het gevoel van trost gingen verspreiden onder het volk. Regeringen deden dat ook.
 

  • Een eerste gevolg was dat mensen zich sterker en beter voelden dan mensen van een ander volk
  • Een ander gevolg was dat nationalisten een eigen land wilden voor hun volk.

Slide 3 - Slide

Paragraaf 2
Europese wereldrijken

Slide 4 - Slide

Modern imperialisme

Slide 5 - Mind map

Rond 1500 zeilden de Portugezen en de Spanjaarden als eersten naar Amerika, Afrika en Azië. Zij waren vooral op zoek naar grondstoffen. In Noord- en Zuid-Amerika veroverden Europeanen grote gebieden, waar zij zich vestigden als boer of grote plantages stichtten, die door slaven bewerkt werden. In Afrika en Azië bouwden de Europeanen vooral handelsposten aan de kust. Vanuit deze forten kochten ze handelswaar, zonder gebied te veroveren. Het binnenland bleef daarom lang onbekend gebied voor de Europeanen.
 Dat veranderde in de de 19e eeuw, er begon een soort wedstrijd tussen Europese landen om zoveel mogelijk land te veroveren. Ze wilden hun gebied uitbreiden met kolonies tot een imperium, een rijk. Deze periode waarin Europese landen grote delen van Azië en Afrika veroverden, wordt daarom de periode van modern imperialisme genoemd.

Slide 6 - Slide

Noem twee oorzaken voor het modern imperialisme

Slide 7 - Open question

Oorzaken voor het modern imperialisme
  • Door de industriële revolutie hadden Europese fabrieken veel grondstoffen nodig. Veel Europeanen geloofden dat het bezit van koloniën nodig was om altijd aan grondstoffen te kunnen komen.
  • Fabrikanten in Europa hadden behoefte aan gebieden waar ze hun producten konden verkopen.
  • Het bezit van koloniën maakte Europeanen trots en gaf een land veel aanzien. Nationalisme leidde dus tot het veroveren van zoveel mogelijk land.

Slide 8 - Slide

Paragraaf 3
Leven in de kolonien

Slide 9 - Slide

Benoem twee veranderingen in het bestuur

Slide 10 - Open question

Veranderingen in het bestuur
  • Europese landen voerden vaak een indirect bestuur in, waardoor inheemse vorsten en inheemse bestuurder voortaan aan het Europese bestuur moesten gehoorzamen.
  • Daarnaast bepaalden Europeanen hoe de grenzen van een gebied liepen. Allerlei volken die eerst een eigen staat hadden, kwamen samen in een kolonie te wonen of een volk kwam in twee koloniën te wonen.

Slide 11 - Slide

Benoem twee veranderingen in de economie

Slide 12 - Open question

Veranderingen in de economie
  • In 1830 voerden Nederlanders in Nederlands-Indië het cultuurstelsel in. Voor Nederland betekende dat hoge winsten en welvaart. Maar voor de bevolking van Nederlands-Indië was het hard werken, armoede en honger lijden.
  • Er werden bedrijven opgericht die de kostbare grondstoffen moesten winnen in de koloniën. De winst ging naar de Europese regering en Europese bedrijven. De arbeiders verdienden weinig.
  • In de koloniën werden goedkope producten uit de Europese fabrieken verkocht. Sommige inheemse ambachtslieden verloren hun bedrijf

Slide 13 - Slide

Benoem twee veranderingen de samenleving en cultuur

Slide 14 - Open question

Veranderingen in de samenleving en de cultuur
  • Op sociaal gebied: witte mensen en mensen van gemengde afkomst kwamen boven de inheemse bevolking te staan.
  • Op het gebied van taal: kinderen leerden lezen en schrijven in de taal van de moederland.
  • Op het gebied van geloof: veel mensen in de koloniën bekeerden zich tot het christendom



Slide 15 - Slide

Paragraaf 4
Slaven worden vrij 

Slide 16 - Slide


Slide 17 - Open question

Slavernij in de Nederlandse koloniën
In alle Nederlandse koloniën bestond vanaf 1600 slavenhandel en slavernij.
19e eeuw:
  • Nederlands-Indië  mijnen, havens en in de landbouw
  • Suriname en op de Antillen  katoen-, suiker- of tabaksplantages


In Nederland zelf waren slavenhandel en slavernij verboden. Toch hadden Nederlanders weinig moeite met slavenhandel en slavernij. Slavernij werd met drie argumenten verdedigd.

Slide 18 - Slide

Welke argumenten waren er voor slavernij

Slide 19 - Open question

Argumenten slavernij
  1. De eerste argument kwam uit de Bijbel. Daarin stond volgens sommigen dat donkere mensen knechten zijn.
  2. Een tweede argument was dat Afrikanen en Aziaten minder beschaafd en daarom minderwaardig waren aan Europanen.
  3. Ten slotte was slavernij volg de enige manier waarop de koloniën winstgevend konden zijn.

Slide 20 - Slide

Protesten tegen slavernij
De slaven probeerden zich uiteindelijk te verzetten. Er ontstond een beweging in Europa die streefde naar de afschaffing van slavenhandel en slavernij. Die beweging heet het abolitionisme.


Abolitionisten vonden slavenhandel en slavernij om twee redenen verkeerd.
  1. Slavernij ging tegen het idee in dat alle mensen vrij en gelijk waren
  2. Veel christenen vonden dat de slavernij tegen het christendom inging (naastenliefde).

Slide 21 - Slide