Herhaling H7 stoffen en H8 materialen

Welke van de onderstaande woorden is GEEN stofeigenschap?
A
Volume
B
Smaak
C
Geleiden van warmte
D
Bestand tegen bijtende stoffen
1 / 32
next
Slide 1: Quiz
NatuurkundeVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 4

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welke van de onderstaande woorden is GEEN stofeigenschap?
A
Volume
B
Smaak
C
Geleiden van warmte
D
Bestand tegen bijtende stoffen

Slide 1 - Quiz

Welke van de onderstaande woorden is GEEN stofeigenschap?
A
Oplosbaarheid
B
Fase
C
Dichtheid
D
Magnetisch

Slide 2 - Quiz

Waarom gebruikt men liever een houten of kunststof lepel om in een pan te roeren i.p.v. een metalen lepel?

Slide 3 - Open question

Met welke letter kort je de vloeibare fase af?
A
V
B
L
C
S
D
G

Slide 4 - Quiz

Met welke letter kort je de vaste fase af?
A
V
B
L
C
S
D
G

Slide 5 - Quiz

Hoe noem je de faseovergang die wordt aangegeven met nummer 1?
A
Rijpen
B
Sublimeren
C
Condenseren
D
Stollen

Slide 6 - Quiz

Hoe noem je de faseovergang die wordt aangegeven met nummer 4?
A
Rijpen
B
Sublimeren
C
Condenseren
D
Stollen

Slide 7 - Quiz

Hoe noem je de faseovergang waarbij je een stuk zeep kunt ruiken?
A
Stollen
B
Sublimeren
C
Verdampen
D
Condenseren

Slide 8 - Quiz

Hoe noem je de faseovergang waarbij kaarsvet weer vast wordt nadat je de kaars hebt uitgeblazen?
A
Stollen
B
Sublimeren
C
Verdampen
D
Condenseren

Slide 9 - Quiz

Hoe noem je de faseovergang waarbij waterdruppels ontstaan op een koude metalen deksel van een pan wanneer je de deksel boven een pan met kokend water houd.
A
Stollen
B
Sublimeren
C
Verdampen
D
Condenseren

Slide 10 - Quiz

Bereken het volume van de steen in cm^3. Noteer alleen het getal (geen eenheid!).

Slide 11 - Open question

Van welke stof Is het schaakstuk gemaakt?

Slide 12 - Open question

Zie de Afbeelding hiernaast van de baksteen Op de weegschaal. Bereken de lengte van de baksteen in cm. Noteer alleen het getal. Rond indien nodig af op een heel getal.

Slide 13 - Open question

Nick heeft een vlot gebouwd. Het volume van het vlot is 4967,5 cm^3. De massa van het vlot is 4,5kg. Leg uit wat er met het vlot gebeurd wanneer je deze in het water legt?
Kies uit: Het vlot Drijft/zinkt/zweeft

Slide 14 - Open question

Nick heeft een vlot gebouwd. Het volume van het vlot is 4967,5 cm^3. De massa van het vlot is 4,5kg. Leg uit wat er met het vlot gebeurd wanneer je deze in het olie legt?
Kies uit: Het vlot Drijft/zinkt/zweeft

Slide 15 - Open question

Reken om:
20 graden Celsius = ..........K

Slide 16 - Open question

Reken om:
- 6 graden Celsius = ..........K

Slide 17 - Open question

Reken om:
351 Kelvin = ........... graden Celsius

Slide 18 - Open question

Reken om:
246 Kelvin = ........... graden Celsius

Slide 19 - Open question

Bekijk de afbeelding hiernaast en beantwoord de volgende vraag. In welke fase bevindt kwik zich bij 253 Kelvin?
A
Vast
B
Vloeibaar
C
Gas
D
Dat kun je niet zeggen

Slide 20 - Quiz

Bekijk de afbeelding hiernaast en beantwoord de volgende vraag. In welke fase bevindt ammoniak zich bij 253 Kelvin.
A
Vast
B
Vloeibaar
C
Gas
D
Dat kun je niet zeggen

Slide 21 - Quiz

Bekijk de afbeelding hiernaast. Met welk soort stof heb je hier te maken?
A
Zuivere stof
B
Mengsel
C
Emulsie
D
Dat kun je niet zeggen

Slide 22 - Quiz

Bekijk de afbeelding hiernaast. Met welk soort stof heb je hier te maken?
A
Zuivere stof
B
Mengsel
C
Suspensie
D
Dat kun je niet zeggen

Slide 23 - Quiz

Bekijk de afbeelding en beantwoord de vraag.
Met wat voor soort stof heb je hier te maken?
A
Een mengsel
B
Een zuivere stof
C
Een Composiet
D
Dat kun je niet zeggen

Slide 24 - Quiz

Je ziet in de afbeelding een grafiek waarbij leann een vloeistof laat stollen. Wat is het smeltpunt van deze stof? Geef je antwoord In kelvin. Noteer alleen het getal zonder eenheid

Slide 25 - Open question

Je ziet in de afbeelding een grafiek waarbij sander een vaste stof opwarmt. Wat is het kookpunt van deze stof? Geef je antwoord In graden Celsius. Noteer alleen het getal zonder eenheid

Slide 26 - Open question

Je ziet in de afbeelding een grafiek waarbij sander 25gram vaste stof opwarmt. Na hoeveel minuten was alle stof gesmolten? Geef je antwoord in minuten. Noteer alleen het getal.

Slide 27 - Open question

Je ziet in de afbeelding een grafiek waarbij sander 25gram vaste stof opwarmt. Na hoeveel minuten zal 75 gram van deze stof Zijn gesmolten? Geef je antwoord in minuten. Noteer alleen het getal.

Slide 28 - Open question

Bekijk de afbeelding hiernaast. Karin warmt een vaste stof op. In welke fase bevindt deze stof zich na 5 minuten?
A
Vast
B
Vast en vloeibaar
C
Vloeibaar
D
Dat kun je niet zeggen

Slide 29 - Quiz

Bekijk de afbeelding hiernaast. Karin warmt een vaste stof op. In welke fase bevindt deze stof zich na 12 minuten?
A
Vast en Vloeibaar
B
Vloeibaar
C
Vloeibaar en gas
D
Dat kun je niet zeggen

Slide 30 - Quiz

Bekijk de afbeelding hiernaast over Natriumhydroxide. Welk pictogram hoort er op de lege plek?
A
1
B
2
C
3
D
5

Slide 31 - Quiz

Bekijk de afbeelding hiernaast over koper(II)sulfaat. Welk pictogram hoort er op de lege plek?
A
1
B
3
C
4
D
5

Slide 32 - Quiz