sport

• Taal
• Basisschool
• Groep 6

sport

wat is een sport beoefenen?

1. aan sport doen?
2. die sport aanprijzen?
3. door sport tot rust komen
4. je voor sport inspannen

wat is een ander woord voor geblesseerd?

1. doornat
2. verlegen
3. ingespannen
4. gewond

wat is incasseren?

1. met tegenslag kunnen omgaan?
2. iets doen waardoor je een blessure krijgt?
3. een ander iets afraden om te doen?
4. over hindernissen op het parcours springen.

maak de zin af...
als je het over conditie hebt, gaat het over...

1. hoe fit en gezond je bent
2. hoe fanatiek je bent
3. welke blessure je hebt
4. hoe actief je bent

wat betekent sensationeel?

1. fanatiek
2. heel opvallend
3. erg sportief
4. roekeloos

wat is het tegengestelde van afraden?

1. beoefenen
2. aanpakken
3. ìnspannen
4. aanbevelen

wat past het best bij het woord piste?

1. het parcours
2. de pass
3. de aanloop
4. de duursport

welk woord hoort er niet bij?

1. ijshockey
2. de puck
3. plat
4. serveren

wat past het best bij het woord prof?

1. recreatief
2. fanatiek
3. roekeloos
4. sensationeel

welk woord hoort er niet bij?

1. waaghals
2. angsthaas
3. de durf
4. het lef

wat past het best bij het woord sportief?

1. op een evenwichtsbalk balanceren
2. op tijd schakelen
3. een goede verliezer zijn
4. een ander iets afraden

wat is geen uitdrukking uit de sport?

1. vierkante wielen hebben
2. de man met de hamer
3. pap in je benen hebben
4. het voelt stram en stroef

wat betekent niet in vorm zijn?

1. dat je niet op je best bent
2. dat je niet in de pas loopt
3. dat je niet goed je best doet
4. dat je het niet op tijd af krijgt.

waar is sport zo belangrijk?