(1) Herhaling woordsoorten brugklas

Zelfstandig naamwoord (zn) noemt een mens, dier, plant, ding of een begrip. 
- Voor een zelfstandig naamwoord kun je een lidwoord zetten
(de, het of een). 
- Een zelfstandig naamwoord kun je MEESTAL in het meervoud zetten.
- Van een zelfstandig naamwoord kun je vaak een verkleinwoord maken. 
- Tot de zelfstandig naamwoorden behoren ook de eigennamen (zn-e)
- Een zn kan concreet (czn) of abstract (azn) zijn.
1 / 28
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Zelfstandig naamwoord (zn) noemt een mens, dier, plant, ding of een begrip. 
- Voor een zelfstandig naamwoord kun je een lidwoord zetten
(de, het of een). 
- Een zelfstandig naamwoord kun je MEESTAL in het meervoud zetten.
- Van een zelfstandig naamwoord kun je vaak een verkleinwoord maken. 
- Tot de zelfstandig naamwoorden behoren ook de eigennamen (zn-e)
- Een zn kan concreet (czn) of abstract (azn) zijn.

Slide 1 - Slide

Leg in eigen woorden uit wat het verschil is tussen een czn en azn.

Slide 2 - Open question

Het lidwoord 
De, het en een zijn lidwoorden. 

- Lidwoorden staan altijd voor een zelfstandig naamwoord.

- Een is een onbepaald lidwoord
- De en het zijn bepaalde lidwoorden.

Slide 3 - Slide

Het werkwoord...
...drukt een handeling, een situatie of een gebeurtenis uit.

- Het hele werkwoord heet ook wel infinitief.

Een werkwoord kun je aanpassen:
- aan de persoon die iets doet;
- aan de tijd. 
Dit noem je vervoegen. 

Slide 4 - Slide

Leg uit wat het verschil is tussen een hww en zww en hoe je deze vindt.

Slide 5 - Open question


Kies de juiste woordsoort.
Je moet ook nooit cola drinken bij de computer.
A
czn
B
vz
C
bn
D
azn

Slide 6 - Quiz


Kies de juiste woordsoort.
Ik fiets nog snel even naar de winkel.
A
blw
B
olw

Slide 7 - Quiz


Kies de juiste woordsoort.
Gisteravond heb ik een film gekeken.
A
zww
B
czn
C
bn
D
hww

Slide 8 - Quiz

Welke bepaalde lidwoorden zijn er?

Slide 9 - Open question


Kies de juiste woordsoort.
Gelukkig mag ik straks weer naar huis.  
A
zww
B
czn
C
bn
D
azn

Slide 10 - Quiz

Noteer de/het zelfstandig naamwoord(en) (zn)
Ons nieuwe huis is mooi en groot.

Slide 11 - Open question


Ik zoek de betekenis van het woord straks even op. 

A
hww
B
azn
C
bn
D
czn

Slide 12 - Quiz


Komend jaar gaan we naar Frankrijk op vakantie.
A
czn
B
azn
C
zn-e
D
bn

Slide 13 - Quiz

Hoeveel zelfstandig naamwoorden (zn) staan er in onderstaande zin? Vul het cijfer in.
Jip en Janneke hebben een hond die Takkie heet.

Slide 14 - Open question


Kies de juiste woordsoort.
Ik heb veel nagedacht.
A
zww
B
hww

Slide 15 - Quiz

Hoeveel voorzetsels staan er in onderstaande zin?
Na de gymles op school kleden de leerlingen zich altijd snel om in de kleedkamer.

Slide 16 - Open question

Bepaald lidwoord
Zelfstandig naamwoord
Werkwoord
Onbepaald lidwoord
Een 
het
de
denkt
spinnen
pauze
geheugen
toetje
toetsen
getekend
dans

Slide 17 - Drag question

Noteer de woordsoort van de onderstaande woorden:
1. Europeanen 2. spreken 3. talen.

Slide 18 - Open question


Kies de juiste woordsoort.
De bakker heeft verschillende broden gebakken.
A
czn
B
vz
C
azn
D
zww

Slide 19 - Quiz


Kies de juiste woordsoort.
Vanochtend heb ik één boterham gegeten.
A
blw
B
olw
C
Geen lidwoord

Slide 20 - Quiz


Kies de juiste woordsoort.
Ik heb gisteren drie hoofdstukken in mijn boek gelezen!
A
Zelfstandig werkwoord (zww)
B
Hulpwerkwoord (hww)

Slide 21 - Quiz


Ik heb hele goede cijfers op mijn rapport!  
A
Bepaald lidwoord (blw)
B
Voorzetsel (vz)
C
Zelfstandig naamwoord (zn)
D
Onbepaald lidwoord (olw)

Slide 22 - Quiz

Hoeveel lidwoorden staan er in de zin?
De jongens kochten allemaal één ijsje.

Slide 23 - Open question


Op zaterdag slaapt mijn broer altijd heel lang uit
A
Wel een voorzetsel
B
Geen voorzetsel

Slide 24 - Quiz

Hoeveel zelfstandige naamwoorden (zn) staan er in onderstaande zin? Vul het cijfer in.
In augustus gaan mijn oom en tante altijd naar Spanje.

Slide 25 - Open question


Kies de juiste woordsoort.
Ik heb veel te veel gegeten.
A
Zelfstandig werkwoord (zww)
B
Hulpwerkwoord (hww)

Slide 26 - Quiz

Hoeveel voorzetsels staan er in onderstaande zin?
Voordat het feest op school begon, zocht ik mijn kleren uit.

Slide 27 - Open question

Hoeveel bijvoeglijk naamwoorden staan er in onderstaande zin?
Het grote lokaal was heel koud.

Slide 28 - Open question