Passé composé herhalen

• Frans
• Middelbare school
• mavo, havo, vwo
• Leerjaar 1

Le passé composé

Ik weet hoe ik de passé composé kan maken. 

Herhaling passé composé

De passé composé bestaat uit 3 stappen en hiermee vorm je de verleden tijd in het Frans: 

Stap 1 : Wat is mijn onderwerp ?

Stap 2:  Vervoeg op basis van je onderwerp, het hulpww. avoir

Stap 3:  Vorm je voltooid deelwoord : hele ww. - er + é  

Vb.  Wij hebben gespeeld -- Nous (1)  avons (2) joué (3) 

Vul de goede vorm van het werkwoord in. Gebruik de passé composé.

Simon et Margot (parler)........................... beaucoup pendant le cours d'anglais.

Hebben jullie getennist?

Vous (jouer)..............au tennis?

1. avez joué
2. jouez
3. avons joué
4. a joué

Heb jij Frans gesproken?

Tu (parler) ........... français.

1. parles
2. as parlé
3. parlez
4. ai parlé

Heeft hij een leuk weekend gehad?

Il (passer)........... un bon weekend?.

1. passe
2. passé
3. at passé
4. a passé

Zij (v) hebben een film gekeken.

Elles(regarder) ........... un film.

1. a regardé
2. regardent
3. ont regardé
4. regarde

Vul de goede vorm van het werkwoord in. Gebruik de passé composé.

Il (jouer)........................... du piano.

Vul de goede vorm van het werkwoord in. Gebruik de passé composé.

Vous (chanter)........................... une chanson de Louane?

Vul de goede vorm van het werkwoord in. Gebruik de passé composé.

Tu (danser)........................... avec ton ami?

Je hebt een mooi T-shirt gekocht. →
........................ un joli teeshirt. (acheter)

Ze heeft de kat gezocht in de tuin. →
............... le chat dans le jardin. (chercher)

Ze hebben een brief gestuurd naar mijn ouders. →
........ une lettre à mes parents. (envoyer)

We hebben een film gedownload. →
................... un film. (télécharger)

Check out:

Ik weet hoe ik de passé composé (v.t.t.) kan maken.

1. 
2. 
3. 

Hoe ging het en wat is mijn volgende stap?

1. Het ging super! Ik begrijp het en ken het al goed. Ik hoef het alleen nog te herhalen.
2. Het ging best goed, ik begrijp het. Ik moet het alleen nog beter leren.
3. Het ging nog niet (zo) goed, maar ik begrijp het nu wel. Ik moet het alleen nog beter leren.
4. Het ging niet (zo) goed en ik begrijp het nog niet. Ik heb nog extra uitleg nodig.

Leerdoel

Ik weet hoe ik de passé composé maak.

Ik kan iets vertellen wat al gebeurd is. Bijvoorbeeld over het afgelopen weekend --> 

met behulp van de passé composé 

(voltooid tegenwoordige tijd)