5.1: Verschillen tussen mensen

• Biologie
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 4

5.1 Verschillen tussen mensen

Programma

• Leerdoelen
• Bibliotheek-tijd
• Instructie met controle-vragen
• Verwerken

Leerdoelen

1. Je legt uit welke factoren invloed hebben op het tot stand komen van het fenotype. 
2. Je beschrijft hoe variaties in het genotype ontstaan. 
   

Bibliotheek-tijd

Lezen bladzijde 145-146

Bestudeer bron 1-2

Braindump

Op welk moment ontstaat het genotype van een mens?

1. Bij de geboorte
2. Bij de bevruchting
3. Door de invloed van milieuomstandigheden
4. Als het fenotype bepaald is.

Men vergelijkt de naalden aan één spar. De naalden zijn niet allemaal even lang.
Is bij een korte naald het fenotype anders dan bij een lange naald? En het genotype?

1. Alleen het genotype is anders
2. Alleen het fenotype is anders
3. Zowel het fenotype als genotype zijn anders
4. Fenotype en genotype zijn beide gelijk

Van een kloon kan men in het algemeen zeggen dat:

1. de fenotypen en de genotypen onderling gelijk zijn.
2. de genotypen onderling altijd gelijk zijn
3. de genotypen onderling gelijk zijn, maar de fenotypen kunnen verschillen
4. de fenotypen onderling gelijk zijn, maar de genotypen onderling verschillen

Filmpje: Alleles and Genes

Bij het filmpje op de volgende slide kun je nederlandse ondertiteling aanzetten.

Wat is een allel?

1. Dit is een andere benaming voor een gen
2. Dit is een erfelijke ziekte
3. Dit is een mutatie in en geslachtschromosoom
4. Dit is een variant van een gen

Mutaties

Mutaties door bepaalde stoffen/straling/etc. leiden tot variaties in genotypen. Degelijke variaties van een gen noem je allelen.

Verwerken

• Ga naar de planner op It's Learning en maak de opdrachten 5.1.
  -> Basis: in ieder geval
  -> Extra hulp: als je denkt de leerdoelen nog niet te beheersen.
  -> Verdieping: bij uitdaging of ter oefening van toets/examenvragen.
  
• Kijk de gemaakte opdrachten ook na. De antwoorden staan onder bronnen (hoofdstuk 5).

Leerdoelen

1. Je legt uit welke factoren invloed hebben op het tot stand komen van het fenotype. 
2. Je beschrijft hoe variaties in het genotype ontstaan.